Beste broeders en zusters, goedemorgen!
Omdat de weersverwachtingen voor vandaag een beetje onzeker waren en er regen werd verwacht, wordt deze audiëntie tegelijkertijd op twee plaatsen gehouden: wij hier op het plein en zevenhonderd zieken in de Paulus VI-zaal, die de audiëntie op het grote scherm volgen. Wij zijn hier dus samen verenigd en begroeten hen met een applaus.
Het woord van Jezus is hard vandaag: “Wee de wereld om de schandalen”. Jezus is realistisch en zegt: “Het is onvermijdelijk dat zich schandalen voordoen, maar wee de man die de schandalen veroorzaakt”. Ik zou, voordat ik met de catechese begin, in naam van de Kerk, vergiffenis willen vragen voor de schandalen die de laatste tijd hier in Rome of in het Vaticaan hebben plaatsgevonden, ik vraag jullie om vergiffenis daarvoor.
Vandaag gaan we het hebben over een heel belangrijk onderwerp: de beloften die wij doen aan de kinderen. Ik heb het niet over wat wij zo nu en dan gedurende de dag beloven om ze blij te maken of om ze braaf te laten zijn (misschien wel met een onschuldig trucje: ik geef je een snoepje en soortgelijke beloften…), om ze ertoe te brengen op school ijverig te zijn of om ze ervan te weerhouden een of andere stommiteit uit te halen. Ik heb het over andere beloften, belangrijkere beloften, die van doorslaggevend belang zijn voor hun verwachtingen in bepaalde levenssituaties, voor hun vertrouwen als zij met mensen in aanraking komen, voor hun capaciteit om de naam van God te ervaren als een zegening. Dat zijn de beloften die wij hun doen.
Wij, volwassenen, spreken graag over de kinderen als een belofte van het leven. We zeggen het allemaal: kinderen zijn een belofte van het leven. En dan zijn we ook snel ontroerd als we tegen jongeren zeggen dat ze ónze toekomst zijn, en dat is waar. Maar soms vraag ik me af of wij met z’n allen wel serieus omgaan met hún toekomst, met de toekomst van de kinderen en met de toekomst van de jongeren! Een vraag die we ons veel vaker zouden moeten stellen is deze: hoe loyaal zijn wij aan de beloften die we aan de kinderen doen, als wij ze in onze wereld laten komen? Wij laten ze in de wereld komen en dat is een belofte, maar wat beloven wij hun?
Aanvaarding en verzorging, nabijheid en aandacht, vertrouwen en hoop, dat zijn allemaal basisbeloften, die we kunnen samenvatten in één belofte: liefde. Wij beloven hen lief te hebben, dat wil zeggen dat wij hun liefde zullen geven die zich uitdrukt in aanvaarding, verzorging, nabijheid, vertrouwen en hoop, maar de grote belofte is liefde. Dat is de beste manier om een menselijk wezen dat op de wereld komt, te ontvangen, en dat leren we allemaal, nog voordat we er ons van bewust zijn.
Ik vind het zo fijn als ik vaders en moeders zie, als ik tussen jullie doorrijd, die mij een jongetje of een meisje aanreiken, en dan vraag ik: ‘Hoe oud is hij/zij?’: –“Drie weken, vier weken… ik vraag om de zegen van de Heer”. Ook dat heet liefde. Liefde is de belofte die man en vrouw aan elk kind maken: vanaf het moment dat het in gedachten werd verwekt. Kinderen komen ter wereld en zij verwachten dat die belofte wordt waargemaakt: zij verwachten dat op een totale, vertrouwvolle, weerloze manier. Je hoeft maar naar hen te kijken: bij alle etnische groeperingen, in alle culturen, in alle omstandigheden van het leven!
Als het tegenovergestelde gebeurt, worden de kinderen verwond door een ‘schandaal’, door een onverdraaglijk schandaal, des te vreselijker omdat zij het niet kunnen ontraadselen. Zij kunnen niet begrijpen wat er gebeurt. God waakt over deze beloften, vanaf het eerste ogenblik. Weet u nog wat Jezus zegt? De engelen van de kinderen zien voortdurend de blik van God, en God verliest de kinderen nooit uit het oog (vgl. Mt. 18,10). Wee degenen die hun vertrouwen bedriegen, wee hen! Hun vertrouwvolle overgave aan onze belofte, waartoe wij ons verplichten vanaf het eerste moment, oordeelt ons.
En ik zou hier nog iets anders aan toe willen voegen, met veel respect voor allen, maar ook met grote vrijmoedigheid. Hun spontane vertrouwen in God mag nooit worden verwond, vooral niet wanneer dat gebeurt op grond van een zekere pretentie (min of meer bewust) om zijn plaats in te nemen. De tedere en mysterieuze relatie van God met de zielen van de kinderen mag nooit geweld worden aangedaan. Het is een werkelijke relatie, die God wil en behoedt. Vanaf de geboorte is het kind klaar om zich door God geliefd te voelen. Zodra het in staat om te begrijpen dat het wordt bemind om zichzelf, is het ook in staat te ervaren dat er een God is die van kinderen houdt.
Zodra zij geboren zijn beginnen de kinderen als een geschenk, tegelijkertijd met voeding en verzorging, de bevestiging te ontvangen van die spirituele kwaliteit van de liefde. De liefdesdaden uiten zich in het geven van een persoonlijke naam, het delen van de taal, de intenties van de blikken, de straling van de glimlachen. Zo leren zij dat de schoonheid van de banden tussen de menselijke wezens zich richt op onze ziel, onze vrijheid nastreeft, het anders-zijn van de andere accepteert, hem erkent en respecteert als gesprekspartner. Een tweede wonder, een tweede belofte: wij – vader en moeder – wij geven ons aan jou, om jou aan jezelf te geven! En dat is liefde, die een vonk in zich draagt van Gods liefde! Jullie, vaders en moeders bezitten deze vonk van God die jullie doorgeven aan jullie kinderen, jullie zijn een instrument van Gods liefde en dit is zo mooi, zo mooi!
Alleen als wij naar de kinderen kijken met de ogen van Jezus, kunnen we echt begrijpen hoe wij, als wij het gezin verdedigen, de mensheid verdedigen! Het oogpunt van de kinderen is het oogpunt van de Zoon van God. In het doopsel doet de Kerk zelf de kinderen grote beloften, waarmee zij de ouders en de christelijke gemeenschap een opdracht geeft.
Moge de Heilige Moeder van Jezus – via wie de Zoon van God tot ons is gekomen, geliefd en opgevoed als een kind – de Kerk in staat stellen de weg van haar moederschap en van haar geloof te volgen. En moge de H. Jozef – de rechtvaardige, die het kind heeft ontvangen en beschermd, daarmee moedig de zegening en de belofte van God erend – ons allemaal in staat stellen en waardig maken om in elk kind dat God naar de wereld zendt, Jezus te ontvangen.
Lees hier de eerdere catecheses van paus Franciscus over het gezin.