Josiah Duncan zag de totaal vervuilde man op straat en bestookte zijn moeder Ava Faulk met vragen over diens situatie. Wat het jochie vooral trof was dat de man zelfs geen eten had. Hij stond erop dat zijn moeder een maaltijd voor hem zou bestellen in het dichtstbijzijnde cafetaria.
Toen de man bescheiden alleen een hamburger bestelde drong Josiah erop aan dat hij vooral goed moest eten. Maar voor hij zich tegoed kon doen stond de kleuter erop dat ze eerst zouden bidden. Vervolgens zong het jongetje uit volle borst een tafelgebedje, onbekommerd door de aanwezigheid van een tiental andere klanten.
“De man huilde, ik huilde, iedereen huilde”, vertelde zijn moeder later. Zij beschouwt het voorval als een daad van Gods Voorzienigheid, een les “dat je een kans om goed te doen nooit voorbij moet laten gaan”.