In de gevangenis, die geldt als een staat in de staat, leven ongeveer vijfduizend mensen, zowel mannen, vrouwen als kinderen. Daarmee is het een van de grootste gevangenissen van Latijns-Amerika.
De autoriteiten hebben binnen de muren weinig gezag, er heerst een soort zelfbestuur, met een ‘burgemeester’, scholen, winkels, corruptie en drugs.
Drie gevangenen gaven voor de paus een roerend getuigenis van hun leven. Een vrouw deelt met de paus de zorg van de vrouwelijke gevangenen: dat in ieder geval een aantal van hen zoals de zwangeren en zwaarst zieken, genade geschonken zou worden. Een ander eist een menswaardig leven voor de gevangenen.
‘Petrus en Paulus baden’
De paus herinnert in zijn toespraak aan Petrus en Paulus, die beiden gevangen zaten. “Wat deden zij? Ze baden, en men bad voor hen. Zo ontstaat een net van steun, dat de gevangenen draagt.”
Zijzelf, aldus de paus, kunnen hun situatie helpen verbeteren door elkaar wederzijds broederlijk te helpen en egoïsme en geweld te overwinnen.
Justitie en de regering hield hij voor, dat gevangenschap niet “hetzelfde als uitsluiting” mag betekenen maar veeleer “deel van een proces van heropname in de samenleving” moet zijn.
Van staatsinstellingen eiste Franciscus een “snel en efficiënt samenwerken” tegen te volle cellen, justitiële traagheid, gebrek aan rehabilitatieprogramma’s en het geweld in gevangenissen.
De paus werd verschillende keren onderbroken door bijval van de gevangenen. Sommigen waren tot tranen geroerd, niet in het minst toen Franciscus afsloot met: “En blijf voor mij bidden, want ook ik maak mijn fouten en moet boete doen.”
Na Bolivia bezoekt de paus nog Paraguay, waar hij nu is.
Zowel binnen als buiten Palmasola waren mensen op paus Franciscus afgekomen:
{gallery}Paus gevangenis Bolivia{/gallery}