Dat zegt pater Nikodemus Schnabel van de Jeruzalemse Dormitio-abdij, het moederklooster van Tabgha, tegen domradio.de.
Het benedictijnenklooster Tabgha ligt aan het Meer van Galilea bij de plek van de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. In juni werd er brand gesticht, wat tot een miljoenenschade leidde. Onlangs werden twee verdachten in staat van beschuldiging gesteld.
“Wij als monniken zijn weer aan zet mochten deze mensen in de gevangenis belanden, dan zij wij bereid hen daar te bezoeken en verzoening aan te bieden. Wij willen dan in contact komen, horen wat deze mensen beweegt, waarom zij ons christenen zo haten. Ik citeer graag mijn abt: ‘Wanneer wij als christenen aangevallen worden, omdat we christenen zijn, willen wij ook als christenen reageren.”
Het was voor de benedictijnen al een moeilijk jaar: het toerisme in Israël is door de situatie in de regio teruggelopen, de koers van de sjekel is ongunstig en nu is er ook nog de brand, waardoor de monniken wekenlang geen inkomsten hadden en geen pelgrims konden ontvangen. “Uitgaven hadden wij echter nog steeds. Zonder giften redden we het dit jaar niet.”
Inmiddels is het opruimwerk onderweg en kan Tabgha weer bezocht worden, vertelt de pater. En de brand heeft ook tot iets positiefs geleid, zegt hij: “We hebben in de laatste weken zeer veel solidariteit beleefd van Israëlische, Palestijnse kant, van druzen, moslims, christenen, joden en ook uit Duitsland” (de abdij en Tabgha zijn Duitse stichtingen – red.).