Het is wel bedoeld als aanklacht tegen de ‘ons kent ons’ cultuur in bestuurlijk Nederland, waardoor ons prachtige land te gronde gaat. Directe aanleiding is de recente mediarel in Luttelgeest, waarbij de burgemeester besloot geen media toe te laten bij een informatiebijeenkomst over een mogelijke AZC-uitbreiding. Ik verbaas mij al lang niet meer over de regelmatig opduikende nieuwsberichten van weer een bestuurder ergens in den lande die de fout is ingegaan vanwege corruptie of totale incompetentie en uiteindelijk het veld moest ruimen, zij het doorgaans na zware publicitaire druk. Wethouders, burgemeesters… ze maken het bont.
Na mijn vertrek als lid van het Europees Parlement namens de PVV heb ik mij gericht op het zo snel mogelijk weer vinden van werk, liefst in bestuurlijke richting. Dat is wat veel oud-politici doen en wat van hen verwacht wordt. Zij hebben in de loop der jaren de nodige contacten opgebouwd, kennen her en der de nodige journalisten en kunnen vanuit hun werkervaring het nodige bijdragen aan het leefbaar houden van de samenleving. So far, so good. Voor een oud-PVVer ligt dat echter bepaald anders zoals ik persoonlijk heb ervaren. Na vele sollicitaties kan ik u mededelen dat ergens burgemeester worden eigenlijk volstrekt uitgesloten is.
Ik mag geen plaatsen en namen noemen vanwege de vertrouwelijkheid en zal dat dus ook niet doen. U moet echter weten dat de Commissarissen van de Koning bepalen welke burgemeesterskandidaten op gesprek kúnnen gaan bij de vertrouwenscommissie van een gemeenteraad. Deze ‘wachters aan de poort’ zijn ongekozen volbloed partijpolitici, die uiteraard kijken naar de kleur van een kandidaat. Slechts één keer werd ik uitgenodigd door een Commissaris voor een nadere persoonlijke kennismaking. Die verliep op zich prettig, maar diende mijns inziens slechts om de nieuwsgierigheid naar ondergetekende exotische kandidaat te bevredigen en nooit het verwijt te kunnen krijgen van een cordon sanitaire. ‘Hij is toch uitgenodigd?’
Bij een andere sollicitatie verliep de procedure dermate bar dat ik melding heb moeten doen bij de Minister van Binnenlandse Zaken. Laat ik het maar bij ‘onregelmatigheden’ houden. Bij twee procedures kreeg ik uiteindelijk –na lang persoonlijk aandringen van mijn kant- te horen dat ‘het nog wel even ging duren voor ik iets hoorde’. Na maanden volgde dan de brief met standaard afwijsbericht. Lang heb ik mij afgevraagd wat ik niet heb, dat al die andere partijpolitieke kandidaten kennelijk wél hebben. Was het mijn gebrek aan bestuurlijk gerommel? Had ik te weinig stennis geschopt in een Raad van Bestuur? Was ik te bescheiden in mijn opstelling of te netjes? Nee. Ik was geen lid van een ‘ons kent ons’ partij. Er werd niet gekeken naar inhoud, connecties, ervaring, werkwijze, maar simpelweg naar partij.
Wat ik de afgelopen anderhalf jaar heb meegemaakt komt dicht in de buurt van een bestuurlijk Berufsverbot. Niet dat ik nu zo’n bijzonder persoon ben of aanspraak kan maken op een andere behandeling dan de overige kandidaten, maar ik vraag niet anders dan een fatsoenlijke, eerlijke, inhoudelijke benadering. Wie het ambt van burgemeester ambieert dient simpelweg vakbekwaam en politiek neutraal te zijn. Dat is lang niet iedereen gegeven. Bovendien dient hij of zij integer te zijn en in staat om op te komen voor het belang van de burgers die –als het goed is- worden gediend. Het is een eerzaam ambt waarmee niet gerommeld mag worden. Dat gebeurt op dit moment wel en dat vind ik een bijzonder ernstige constatering. Nadrukkelijk moet daarbij ook eens gekeken worden naar de dubieuze, democratisch aanvechtbare rol die Commissarissen van de Koning daarin spelen. Ons land verdient namelijk zoveel beter, zei een landelijk politicus ooit.
Lucas Hartong is oudlid van het Europees Parlement voor de Partij voor de Vrijheid.