Franciscus schreef de brief, gedateerd op 6 augustus, omdat het vandaag precies een jaar geleden is dat de eerste Irakese vluchtelingen door Jordanië werden opgenomen. Zij waren vanuit Nineveh gevlucht voor IS.
“Heel vaak heb ik me willen uiten over de afschuwelijke, onmenselijke en onverklaarbare vervolging van degenen die, in vele delen van de wereld – en vooral onder christenen – slachtoffer zijn van fanatisme en intolerantie, vaak onder ieders ogen en met ieders stilzwijgen”, schrijft Franciscus. “Het zijn de martelaren van vandaag de dag, vernederd en gediscrimineerd vanwege hun trouw aan het Evangelie.”
De paus dankte Jordanië en vele andere landen voor hun bereidheid mensen op te vangen die op de vlucht waren en zijn voor oorlogsgeweld en voor IS in het Midden-Oosten. “Jullie verkondigen de verrijzenis van Christus door het delen van de pijn en de broederlijke hulp waarmee honderdduizenden vluchtelingen worden geholpen.”
Franciscus benadrukte in zijn brief echter ook dat de “publieke opinie” meer aandacht zou kunnen hebben voor het vluchtelingenprobleem en sneller zou kunnen helpen om de wereldwijde vervolging van christenen en andere religieuze minderheden te beëindigen. Hij riep de wereld opnieuw op “niet stil en inactief te blijven ten overstaan van zulke onacceptabele misdaden”. Zo ontvoerdde IS recent in Syrië opnieuw 230 mensen, waaronder tientallen christenen.
Gisteren omschreef de paus het terug de zee op sturen van bootvluchtelingen als “oorlog”, “geweld” en “vermoorden”. Hij deed dat in antwoord op een vraag van een Indonesische jongen over de Rohingya, een groep moslims die op de vlucht is voor geweld in Myanmar, maar overal worden geweigerd. De jongen stelde zijn vraag tijdens een ontmoeting met 1.500 leden van de Eucharistische Jongeren Beweging in het Vaticaan.