De filosofe begint bij de Grieken die onderscheid maakten tussen burgers die boven hun directe eigenbelang konden uitstijgen ten gunste van het gemeenschappelijke (koinos) en de idiotes die dat niet konden. In Delsols visie zijn van hieruit twee politieke visies gaan rivaliseren: de ‘verlichte’ van de emancipatie, en de ‘idiote’ van de verworteling (enracinement) in het eigene. Ze verbindt dit met de vraag waarom de gruweldaden van het communisme (‘de perversie van de Verlichting’) worden veronachtzaamd, terwijl die van het nazisme (‘de perversie van de verworteling’) steeds weer herdacht worden. Hoewel het nazisme alles omverwerpend radicaal en dus ‘links’ is, geldt het om zijn rassenwaanzinnige verheerlijking van de eigenheid als ‘extreemrechts’. Hitler maakte alle enracinement verdacht.
Delsol onderscheidt scherp tussen demagogie en populisme. Het laatste kan alleen in een democratie ontstaan, vooral als een elite van ‘vaderlandsloze technocraten’ daar het debat beheerst zodat een deel van de bevolking zich niet meer vertegenwoordigd voelt. Daarom schenken de ‘achterlijken’ hun vertrouwen aan een charismatische leider. Dat vertrouwen groeit alleen maar naarmate die door het establishment en de gelieerde media wordt gedemoniseerd ‘Populisme’ wordt dan het scheldwoord waarmee zij hun minachting voor het volk en een echt pluralisme tot uitdrukking brengen. Ook de aanduiding van ‘antipolitiek’ is veelzeggend: de premisse is dat politiek behoort te vertrekken vanuit een vooruitgangsgeloof van permanente emancipatie en inclusiviteit. Delsol doet dit paradoxalerwijze besluiten dat de populisten de ware relativisten zijn, die de ander als werkelijk anders onderkennen (discriminare), iets wat voor het absolutisme van de permanente emancipatie ten enenmale onmogelijk is.
Ergens tussen Rousseau en Kant is het misgegaan, oppert Delsol. Was de algemene wil bij Rousseau nog de som der individuele willen, Kant veronderstelde dat zich daarin tevens de algemene praktische rede manifesteert. De universele wil krijgt zo een transcendente dimensie, die het populisme niet mag frustreren. Legt Delsol hier de oorsprong van politieke correctheid bloot? Dat zou tevens verklaren waarom ook een authentiek christendom het moet weerstaan. Dat gelooft in een ándere transcendente wil en in de principiële onvolmaaktheid van de politiek. Alle mensen hebben dus het recht gehoord te worden, niet alleen zij die zich voor weldenkend houden.
Chantal Delsol, Populisme. Les demeurés de l’histoire. Éd. du Rocher, 268 pp., pb., € 17,80, ISBN 978 2 26807 643 0