In het Museum Ons’ Lieve Heer op Solder in Amsterdam is een tijdelijke presentatie te zien over rituelen rond dood en begraven. Niet toevallig wordt daarbij voor het kantelpunt van de negentiende eeuw gekozen: er ontstond toen een nieuwe rouwcultuur met veel zorg voor de vorm en aandacht voor het individu.
Het Museum Ons’ Lieve Heer op Solder is gevestigd in een aantal zeventiende-eeuwse panden aan de Oude Zijdsvoorburgwal in Amsterdam. In het museum bevindt zich een goed bewaard gebleven kerkinterieur.
De oorsprong van deze kerk gaat terug op het midden van de zeventiende eeuw toen de rijke, katholieke koopman Jan Hartman drie panden aankocht. Hij vestigde hier niet alleen zijn woonhuis en kantoor, maar hij besloot ook om een katholieke kerk te bouwen op de zolder van deze drie panden.
Zo ontstond een kerkgebouw dat plaats bood aan honderd tot honderdvijftig gelovigen. De kerk was tot in de twintigste eeuw in gebruik. Daarna werd het een museum, waarin aandacht is voor het leven en geloven van de katholieke Amsterdammer. En natuurlijk is het kerkinterieur nog steeds aanwezig, teruggebracht naar de negentiende-eeuwse toestand.
Tot 12 november staan in dit museum een vijftal ruimtes in het teken van rituelen en gebruiken rond de dood. In deze ruimtes zijn in de vaste tentoonstelling voorwerpen geplaatst die een beeld geven van rouwrituelen, die in de negentiende eeuw gebruikelijk waren in katholieke kring.
Er is bewust voor deze periode gekozen. Onder invloed van culturele veranderingen, veranderde ook de omgang met de dood en de overledene. De persoonlijke herinnering werd belangrijk, kale begraafplaatsen werden wandelparken met overdadige monumenten en beplanting. In de periodes daarvoor was de dood een vrijwel uitsluitend kerkelijke aangelegenheid, waarbij het zielenheil van de overledene centraal stond.
“Rouw was in de negentiende eeuw ook een manier om te laten zien hoe welgesteld men was”Tweet dit!
De presentatie begint dan ook met de inrichting van een huiskamer van een gegoede familie. In deze huiskamer zijn allerlei voorwerpen bijeen gebracht die niet zouden misstaan in een sterfhuis. De ramen en de spiegels zijn afgedekt met doeken – de overledene zou zichzelf eens terugzien, en vervolgens niet willen vertrekken –, er liggen rouwcirculaires, het zwarte rouwservies is uit de kast gehaald en de vrouw des huizes en één van de kinderen hebben zwarte kleding aan.
In de vitrine liggen typische rouwsieraden, van zilver of van git, die aan de mode zijn aangepast. Verderop in de presentatie zijn nog meer sieraden, bijvoorbeeld van haarwerk, gemaakt van haar van de overledene. Het is allemaal niet goedkoop. Rouw was in die tijd ook een manier om te laten zien, hoe welgesteld men was.
In de keuken wordt er dieper ingegaan op rouwserviezen, zwart serviesgoed dat uitsluitend tijdens de rouw op tafel kwam, en speciale voedselproducten die bij de rouwtijd en de begrafenis hoorden. Zo waren in Amsterdam het presenteren van krakelingen populair, omdat de vorm geen begin en einde heeft.
Het hart van de presentatie wordt gevormd door de kerk. Ook deze is teruggebracht in rouwstand: het altaarstuk boven het altaar is afgedekt met een groot zwart doek, met wit kruis. Alle gouden kandelaren zijn vervangen door zilveren, of zwarten.
Op een speciale lessenaar ligt een requiemmis, een mis voor de overledene. Voor het altaar staat een katafalk – een verhoging met doodskist – opgesteld, met hierover een zwart doodslaken met wit kruis. Het is of men binnenkomt net voor een begrafenis.
Verderop in de presentatie is er nog aandacht voor de begrafenis in gewijde aarde. Toen dit niet mogelijk was voor katholieken, werd dit opgelost door wat aarde in een zilveren doosje te doen, deze te wijden, en in het graf drie schepjes aarde te gooien. Daarmee was het hele graf gewijd.
De presentatie is, net als de rest van het museum, goed verzorgd. Het geeft een duidelijk en bondig beeld van rituelen en gebruiken, die trouwens niet alleen in katholieke kring gebruikelijk waren. Voor degene die wat meer is ingelezen op historische rouwcultuur wordt het al snel duidelijk dat de gegoede katholieken vrijwel niet afweken van die van de niet-katholieken. Het verschil komt pas tot uiting in de specifiek religieuze rituelen, zoals tijdens de uitvaartmis of tijdens de begrafenis.
De opstelling in de kerk geeft wel een indruk van welke voorwerpen er bij de uitvaartmis hoorden, maar er wordt niet verteld hoe zo’n Mis nu eigenlijk in zijn werk ging. Bij het begin van de presentatie wordt de indruk gewekt dat in de negentiende eeuw de vorm belangrijker werd dan de zorg voor de ziel van de dode. Ik weet niet of dat waar is.
Deze kleine kritiekpuntjes daargelaten, vind ik de presentatie een aanrader. Het geeft een mooi, bondig cultureel overzicht van het omgaan met de dood bij met name welgestelden. Het wordt duidelijk dat de dood dik een eeuw geleden meer bij het leven hoorde dan nu. Zelfs zo, dat er een hele rouwcultuur ontstond.
De tentoonstelling Aan deze en gene zijde van de dood is nog t/m 12 november te zien in Museum Ons’ Lieve Heer op Solder, Oudezijds Voorburgwal 38-40, Amsterdam. Meer informatie: www.opsolder.nl.
In een wereld waarin alles voortdurend verandert en onder druk staat, is katholieke kwaliteitsjournalistiek een uniek en kostbaar goed. Op KN.nl heeft u altijd toegang tot het laatste nieuws uit kerk en samenleving, en vindt u uitgebreide reportages en verhelderende analyses van onze gespecialiseerde redacteuren.
Voor maar € 1,40 per week leest u altijd als eerste al het moois dat KN.nl te bieden heeft, heeft u online onbeperkt toegang tot al onze artikelen én steunt u het voortbestaan van de laatste katholieke krant van Nederland.
Dus geef om katholieke kwaliteitsjournalistiek en word lid van KN Online.