Door vleermuizenonderzoek duurt het meer dan een jaar voordat de Martinuskerk in het Gelderse Gendt gerenoveerd kan worden. Volgens de Zoogdiervereniging is dat onderzoek keihard nodig – en gaan bouwprojecten en vleermuisbescherming prima samen.
Een jaar geleden bleek het oppassen geblazen rond de Martinuskerk in het Gelderse Gendt: betondelen van de toren waren naar beneden gekomen. Een jaar later staan er nog altijd hekken rond het gebouw en is boven de ingang een afdak geplaatst, dat bezoekers tegen vallend puin moet beschermen.
De Maria Magdalenaparochie, die in een deel van de kerk een Mariakapel en ontmoetingsruimte heeft – de in 2015 aan de eredienst onttrokken kerk is ook deels omgebouwd tot appartementencomplex – wilde het liefst meteen herstelwerkzaamheden laten uitvoeren.
Toch ziet het ernaar uit dat de restauratie pas in januari kan beginnen, meldt De Gelderlander. Bouwdeskundigen kunnen nu pas aan de slag om de staat van het gebouw in kaart te brengen en een renovatieplan uit te stippelen.
Dat heeft alles te maken met het vleermuizenonderzoek dat eerst uitgevoerd moest worden. Zo’n onderzoek kost veel tijd, vertelt Erik Broer, projectleider Vleermuizen van de Zoogdiervereniging. “Je kunt niet op basis van één dag kijken of er wel of geen dieren zitten. Verschillende diersoorten gebruiken een gebouw namelijk op verschillende manieren en gedurende verschillende tijden in het jaar.”
Faunaonderzoek rond een kerkgebouw begint altijd met een natuurtoets, ook wel quickscan genoemd. Daarbij wordt er gekeken of er bij een gebouw natuurwaardes zijn die beschermd moeten worden. Daarbij kan het gaan om bijvoorbeeld huismussen, gierzwaluwen of vleermuizen, maar ook steenmarters of eekhoorns.
Als er bij een kerk vermoedens zijn dat er vleermuizen zitten, wordt het ‘vleermuizenprotocol’ opgestart. Dat onderzoek heeft tijd nodig, legt Broer uit: “Dat onderzoek is nachtwerk en vraagt om expertise: je moet het dier en het gedrag kunnen herkennen.”
Omdat vleermuizen niet het hele jaar volgens hetzelfde ritme leven en op dezelfde plekken te vinden zijn, moet het onderzoek over een jaar verspreid worden. “Als je vleermuizen vindt, moet je ook kijken waar ze naar binnen en naar buiten gaan. Als je dat goed kan waarnemen, weet je hoe je je renovatie kunt combineren met het beschermen van de vleermuis.”
Deskundigen maken tijdens vleermuizenonderzoek niet alleen gebruik van hun ogen, maar ook van een batdetector. “Vleermuizen gebruiken ultrasone geluiden om hun omgeving te verkennen; ze kunnen goed zien, maar niet goed genoeg om op hoge snelheid ’s nachts rond te vliegen”, weet Broer. “Die echolocatie kunnen wij niet horen, maar met speciale apparatuur kunnen we dat geluid hoorbaar maken.”
“Dit onderzoek is belangrijk omdat vleermuizen beschermde diersoorten zijn”, vervolgt hij. “Als ze er niet zitten, is dat een vrijbrief om te gaan renoveren, maar als ze wel worden aangetroffen, moet er nagedacht worden over de vervolgstappen.”
Vaak wordt gedacht dat de aanwezigheid van een vleermuis einde oefening betekent voor bouwplannen. Broer wil die mythe graag ontkrachten, want met creatieve oplossingen is veel mogelijk. Soms kunnen projecten doorgaan zonder dat de dieren verstoord worden, maar ook het inrichten van een alternatieve verblijfplaats kan een oplossing blijken.
Nederland telt achttien soorten vleermuizen, die allemaal op landelijk en Europees niveau beschermd worden. Volgens Broer is die bescherming nodig omdat de gevleugelde zoogdiertjes als soort kwetsbaar zijn. “Vleermuizen krijgen meestal maar één jong per jaar, waardoor populaties maar heel langzaam kunnen groeien.”
Daarnaast zijn vleermuizen sterk afhankelijk van bestaande verblijfplaatsen. “Veel dieren kunnen zelf een nestje bouwen of een holletje graven. Een vleermuis kan dat niet en is dus afhankelijk van de plekken die hij kan vinden om zich overdag te verstoppen.” Die verblijfplaats moet aan allerlei strenge eisen voldoen: zo moet die donker en onbereikbaar voor roofdieren zijn.
Ook het microklimaat moet er geschikt zijn: een vleermuis kan zijn lichaamstemperatuur aanpassen aan de omgevingstemperatuur, zodat hij minder kostbare energie verbruikt. “Wegvliegen kan hij alleen als hij zijn lichaam voldoende heeft opgewarmd. Daarom is een veilige schuilplek zo belangrijk, omdat hij niet zomaar kan vluchten voor een roofdier”, zegt Broer. “Als je je lichaamstemperatuur zo moet reguleren, zijn plekken met een constant klimaat – zoals een kerkgebouw – heel prettig.”
Omdat kerkgebouwen geschikte locaties voor vleermuizen zijn, raadt Broer parochies aan om met hulp van de Zoogdiervereniging in kaart te brengen of er vleermuizen in een kerk zitten. Daarvoor is in Nederland een groot netwerk uitgerold: de vleermuizenzoldertellingen.
Op afspraak met de parochie gaat een vrijwilliger daarbij de kerkzolder op om te zoeken naar sporen – vooral uitwerpselen – en naar vleermuizen zelf. “Als je weet door zo’n onderzoek dat er vleermuizen zijn, kun je daar al rekening mee houden”, zegt Broer. “Dat is gunstig: voor ons omdat we dan de vleermuizen kunnen monitoren en voor de eigenaars omdat ze weten wat er speelt en een aanspreekpunt hebben.”
In een wereld waarin alles voortdurend verandert en onder druk staat, is katholieke kwaliteitsjournalistiek een uniek en kostbaar goed. Op KN.nl heeft u altijd toegang tot het laatste nieuws uit kerk en samenleving, en vindt u uitgebreide reportages en verhelderende analyses van onze gespecialiseerde redacteuren.
Voor maar € 1,40 per week leest u altijd als eerste al het moois dat KN.nl te bieden heeft, heeft u online onbeperkt toegang tot al onze artikelen én steunt u het voortbestaan van de laatste katholieke krant van Nederland.
Dus geef om katholieke kwaliteitsjournalistiek en word lid van KN Online.