fbpx
<

Geef om katholieke journalistiek

doneer
Inspiratie

Barmhartigheid maakt het hart rein

KN Redactie 24 juni 2016
image
Paus Franciscus met enkele van de vluchtelingen die hij uitnodigde tijdens de catechese bij hem te komen zitten. (Foto: AP)

Tijdens de algemene audiëntie van 22 juni sprak paus Franciscus over de reiniging van de melaatse (Lc. 5,12 – 16).

Beste broeders en zusters, goedemorgen!

“Heer, als U wilt, kunt U mij rein maken!” (Lc. 5,12): dat is het verzoek dat we door een melaatse tot Jezus hebben horen richten. Deze man vraagt niet alleen om te worden genezen, maar te worden “gereinigd”, dat wil zeggen volledig herboren te worden, naar lichaam en geest. In feite was het zo dat de melaatsheid als een soort vervloeking van God werd beschouwd, als een diepgaande onreinheid. De melaatse moest zich verre van iedereen houden; hij kon de tempel niet binnengaan en aan geen enkele dienst deelnemen. Ver van God en ver van de mensen. Wat een triest leven hadden die mensen!

Uitdrukking van zijn geloof

Desalniettemin blijft deze melaatse niet bij de pakken neerzitten, hij legt zich niet neer bij zijn ziekte noch bij de bepalingen die van hem een uitgeslotene maken. Om Jezus te bereiken, vreest hij niet de wet te overschrijden en de stad in te gaan – iets dat hij niet mocht, wat hem verboden was –, en toen hij hem vond “boog hij diep voor Hem neer en smeekte: Heer, als u wilt, kunt u mij rein maken” (v. 12).

Alles wat deze onrein geachte man doet en zegt is een uitdrukking van zijn geloof! Hij erkent de macht van Jezus: hij is er zeker van dat Hij de macht had hem te genezen en dat alles afhing van zijn wil om het te doen. Dat geloof is de kracht die hem in staat heeft gesteld alle gebruiken te overtreden en te proberen Jezus te ontmoeten en, terwijl hij voor Hem op zijn knieën valt, noemt hij Jezus “Heer”.

Weinig woorden zijn genoeg

Het smeekgebed van de melaatse laat zien dat als wij ons bij Jezus aandienen, het niet nodig is lange verhalen te houden. Weinig woorden zijn genoeg, mits die vergezeld gaan van het volle vertrouwen in zijn almacht en zijn goedheid. Ons toevertrouwen aan de wil van God betekent inderdaad dat wij ons overgeven aan zijn oneindige barmhartigheid.

Nu wil ik jullie iets persoonlijks toevertrouwen. ’s Avonds, voordat ik naar bed ga, bid ik dit korte gebed: “Heer, als U wilt, kunt U mij rein maken!” En ik bid vijf Onzevaders, een voor elke wond van Jezus, want Jezus heeft ons rein gemaakt met zijn wonden. Maar als ik dit doe, dan kunnen jullie dat ook doen, bij jullie thuis, en jullie kunnen zeggen: “Heer, als U wilt kunt U mij rein maken!” en denken aan de wonden van Jezus en een Onzevader bidden voor elke wond. En Jezus luistert altijd.

De uitgeslotenen aanraken

Jezus is diep geroerd door deze man. In het evangelie van Marcus wordt onderstreept “Diep ontroerd stak Hij zijn hand uit en raakte hem aan. ‘Ik wil het, word rein’, zei Hij” (1,41). Het gebaar van Jezus begeleidt zijn woorden en de les wordt daar explicieter door. Tegenover de bepaling van de wet van Mozes, die het verbood om een melaatse te naderen (vgl. Lev. 13,45 – 46), strekt Jezus zijn hand uit en Hij raakt hem zelfs aan!

Hoe vaak zien wij niet een arme man of vrouw die ons tegemoet komt! Dan kunnen wij ook vriendelijk zijn, medelijden hebben, maar meestal raken we hem of haar niet aan. Wij geven hem munten, we werpen die daar neer, maar we vermijden zijn hand aan te raken. En we vergeten dat dát het lichaam van Christus is!

Jezus leert ons dat we geen angst moeten hebben om de arme of de uitgeslotene aan te raken, omdat Hij in hen woont. Een arme aanraken kan ons reinigen van de hypocrisie en ons ongerust maken over zijn situatie. De uitgeslotenen aanraken.

Vandaag vergezellen mij deze jongeren. Velen denken van hen dat het beter zou zijn geweest als ze in hun land waren gebleven, maar daar hadden ze zwaar te lijden. Zij zijn onze vluchtelingen, maar velen beschouwen hen als uitgeslotenen. Alstublieft, zij zijn onze broeders! De christen sluit niemand buiten, geeft een plaats aan allen, laat ze allemaal komen.

Ten minste drie dingen

Nadat Hij de melaatse heeft genezen, beveelt Jezus hem hier met niemand over te spreken, maar Hij zegt hem: “Ga u laten zien aan de priester en breng, zoals Mozes voorgeschreven heeft, een offer voor uw reiniging; dat zal hun het bewijs leveren” (v. 14).

Deze bepaling van Jezus toont minstens drie dingen aan. Ten eerste: de genade die in ons werkt, zoekt niet de sensatie. Meestal werkt zij discreet en zonder veel lawaai. Om onze wonden te genezen en ons de weg van de heiligheid te wijzen, doet zij haar werk door geduldig ons hart te modelleren naar het Hart van onze Heer, zozeer dat wij de gedachten en gevoelens ervan steeds meer aannemen.

Ten tweede: door de genezing die heeft plaats gevonden officieel te laten verifiëren door de priesters en een boeteoffer op te dragen, wordt de melaatse teruggezet in de gemeenschap van de gelovigen en in het sociale leven. Zijn re-integratie voltooit zijn genezing. Zoals hij zelf had gesmeekt, nu is hij volledig gereinigd!

Ten slotte, door zichzelf aan de priesters te tonen, legt de melaatse aan hen getuigenis af over Jezus en over zijn messiaanse gezag. De kracht van het medelijden waarmee Jezus de melaatse heeft genezen heeft ertoe geleid dat het geloof van deze man zich geopend heeft voor een zending. Hij was buitengesloten, nu is hij een van ons.

Op de knieën gaan voor God

Laten we aan onszelf denken, aan onze ellendigheden… Ieder van ons heeft de zijne. Laten we daar oprecht over nadenken. Hoe vaak verbergen we ze niet met de hypocrisie van de ‘goede manieren’. Dan is het juist het moment om een ogenblik alleen te zijn, op de knieën te gaan voor God en te bidden: “Heer, als U wilt, kunt U mij rein maken!” Doe dat, voordat jullie naar bed gaan, elke avond. En nu bidden we samen dat mooie gebed: “Heer, als U wilt, kunt U mij rein maken!” (Vert. BR)