De naam Ben Hoffschulte zal de lezers bekend voorkomen: hij draagt geregeld opiniestukken bij aan deze krant. De auteursregel luidt onveranderlijk rechtsfilosoof en antiquaar te Leuven. Als u dit nieuwsgierig maakt, Hoffschulte, inmiddels bijna 70, heeft zijn autobiografie geschreven in zijn bekende stijl, helder en persoonlijk maar soms ook onnavolgbaar.
In elk geval krijgen bepaalde eigenaardige denkbeelden van deze auteur nu wel hun context: zijn aandacht voor de betekenis van de Sjabbat, van de maagdelijkheid, het bloedoffer, voor de relatie christendom en islam en de zin van de Aya Sofia, alsmede zijn belangstelling voor sociobiologie en het gedachtegoed van de denker René Girard, wiens vertaler hij is.
Hoffschulte werd in 1946 in Zwolle geboren als zoon van een katholieke biljartfabrikant. Net als bij Dante (La Vita Nuova) werd een jeugdverliefdheid leidend voor zijn leven, hoewel – eveneens als bij Dante – het object van verliefdheid (dat ook nog Bea heet) op jeugdige leeftijd overleed.
Hiermee begon de ‘danteske queeste’ van zijn leven, wat hem niet verhinderde relaties met dames aan te knopen, wel om er een definitief te maken.
Na een rechtenstudie belandt hij in Rome voor een korte theologiestudie aan de Gregoriana. Hij voelt zich van begin af aan een conservatief, maar toch ook weer niet zo dat de Kerk voor hem het laatste woord is.
Hij knoopt een onhandige vriendschap aan met de Duitse Ursula, die echter al verloofd is en hem jaren aan het lijntje zal houden. Als hij haar voorstelt hen door Alfrink – die in zijn leven een sympathieke rol speelt – aan het graf van Petrus te laten trouwen, reageert ze als door een adder gebeten: Alfrink stinkt, denn er ist zu progressiv.
Hoffschulte beseft dat Ursula hem te steil-katholiek is, en dat hij bovendien de goede volgorde niet in acht heeft genomen; hij had eerst zijn ‘bruid’ moeten vragen en dan pas Alfrink.
Als vrijgezel is hij nu wel beschikbaar voor de familiezaak. Hoffschulte wordt verkoper van biljarten. Dit voert hem tot in Irak, waar hij Saddam Hoessein de hand schudt.
Als de biljartbranche begint te kwakkelen, begint hij een antiquariaat. Eerst in de Joodse wijk in Antwerpen, later verwerft zijn antiquariaat Procopius in de Naamsestraat in Leuven een zekere reputatie. (Dat dit echt zo is, weet ik omdat een hoogleraar uit Gent er ooit tegen mij over begon dat je met de antiquaar zulke interessante gesprekken kon voeren.) Sinds kort is dit echter gesloten, vanwege Hoffschultes leeftijd en ook omdat hij aan Parkinson blijkt te lijden.
Deze herinneringen van een markante einzelgänger zijn waarschijnlijk niet aan een groot publiek besteed, maar ik heb ze – alleen al vanwege het tijdsbeeld – met genoegen gelezen.
Ben Hoffschulte, Danteske liefde. Uitg. C. de Vries-Brouwers, 160 pp., pb., € 19,95, ISBN 978 90 5927 485 3