Tijdens de algemene audiëntie van 22 maart sprak paus Franciscus over de volharding en de vertroosting (vlg. Rom. 15,1-6).
Beste broeders en zusters, goedemorgen!
Al een aantal weken lang helpt de apostel Paulus ons beter te begrijpen waar de christelijke hoop uit bestaat. En we hebben gezegd dat het geen optimisme is, maar iets anders. En de apostel helpt ons dat te begrijpen.
Vandaag doet hij dat door twee levenshoudingen samen te brengen die meer dan ooit belangrijk zijn voor ons leven en voor onze geloofservaring: de “volharding” en de “vertroosting” (Rom. 15,4-5). In deze passage van de Brief aan de Romeinen waarnaar we zojuist geluisterd hebben, worden ze twee keer genoemd: eerst in verwijzing naar de Schrift en vervolgens in verwijzing naar God zelf.
Wat is de diepste, de meest ware betekenis daarvan? En op welke manier werpen zij licht op de realiteit van de hoop, deze twee levenshoudingen: de volharding en de vertroosting.
We zouden de volharding ook wel kunnen definiëren als geduld: het is het vermogen om te verdragen, ver te dragen, te ‘ver-dragen’, om trouw te blijven, ook wanneer het te zwaar lijkt te worden, onverdraagbaar, en we de neiging krijgen om negatief te oordelen en alles en iedereen in de steek te laten.
De vertroosting is echter de genade om in elke situatie, ook in die situaties die zwaar door teleurstelling en lijden getekend zijn, de aanwezigheid en de medelijdende handelwijze van God te kunnen bevatten en tonen.
Nu, de heilige Paulus herinnert ons eraan dat de volharding en de vertroosting ons op bijzondere wijze worden overgeleverd door de Schrift (vers 4), ofwel door de Bijbel. Het Woord van God brengt ons er inderdaad op de eerste plaats toe om onze blik op Jezus te richten, om Hem beter te leren en om ons naar Hem te vormen, om steeds meer op Hem te gaan lijken.
Op de tweede plaats onthult het Woord ons dat de Heer werkelijk God is “die de volharding en de vertroosting schenkt” (vers 5), die altijd trouw blijft aan zijn liefde voor ons, ofwel die volhardend is in zijn liefde voor ons; Hij wordt het niet beu van ons te houden!
Hij is volhardend: Hij houdt altijd van ons! En Hij zorgt voor ons door onze verwondingen toe te dekken met de liefkozing van zijn goedheid en van zijn barmhartigheid. Kortom, Hij troost ons. Hij wordt het niet beu ons te troosten.
In dat licht begrijp je ook de uitspraak die de apostel aan het begin doet: “Wij die bij de sterken horen, hebben de plicht de gevoeligheid van de zwakken te ontzien, zonder rekening te houden met onszelf” (vers 1).
Die uitdrukking, “wij die bij de sterken horen”, zou arrogant kunnen lijken, maar volgens de logica van het Evangelie weten we dat dat niet zo is; integendeel, het is juist het tegenovergestelde, want onze kracht komt niet van onszelf, maar van de Heer.
Wie in zijn eigen leven de trouwe liefde van God en zijn troost ervaart, is in staat, nee, is verplicht om zijn zwakkere broeders nabij te zijn en zorg te dragen voor hun kwetsbaarheid. Als wij dicht bij de Heer staan, zullen wij de kracht hebben om dichtbij de zwaksten, de meest hulpbehoevenden te zijn en hen te troosten en hun kracht te geven. Dat is wat het betekent.
Dat kunnen we doen zonder zelfvoldaanheid, maar door ons simpelweg een ‘kanaal’ te voelen dat de gaven van de Heer doorgeeft; en zo worden we concreet een ‘zaaier’ van hoop. Dat is wat de Heer van ons vraagt, met die kracht en dat vermogen om te troosten en zaaiers van hoop te zijn. En het is vandaag de dag nodig om hoop te zaaien, maar het is niet gemakkelijk…
De vrucht van deze levensstijl is geen gemeenschap waarin sommigen in de eredivisie spelen, ofwel de sterken, en anderen in de eerste divisie, ofwel de zwakkeren. De vrucht is echter, zoals Paulus zegt, de “eensgezindheid in de geest van Christus Jezus” (vers 5).
Het Woord van God voedt een hoop die concreet vertaald wordt in eensgezindheid, in wederzijdse dienstbaarheid. Want ook wie “sterk” is, ervaart vroeg of laat zwakheid en de behoefte aan troost van anderen; en omgekeerd kun je in je zwakte altijd een glimlach of een helpende hand bieden aan je broeder in moeilijkheden.
En het is zo’n gemeenschap die “een van hart en uit een mond de God en Vader van onze Heer Jezus Christus verheerlijkt” (vlg. vers 6). Maar dit alles is mogelijk als je Christus, en zijn Woord, in het centrum plaatst, want Hij is de “sterke”, Hij is degene die ons kracht geeft, die ons geduld geeft, die ons hoop geeft, die ons troost geeft.
Hij is de “sterke broeder” die voor ieder van ons zorgt. Wij hebben er namelijk allemaal behoefte aan op de schouders genomen te worden van de Goede Herder en ons omgeven te voelen met zijn liefdevolle en zorgzame blik.
Beste vrienden, we zullen God nooit genoeg bedanken voor het geschenk van zijn Woord dat tot ons komt in de Schrift. Het is op die plek dat de Vader van onze Heer Jezus Christus zich laat zien als “God, die de volharding en de vertroosting schenkt”. En daar worden we ons ervan bewust hoe onze hoop niet gebaseerd is op onze capaciteiten en op onze krachten, maar op de steun van God en op zijn trouwe liefde, ofwel op de kracht en de troost van God. Dank u wel. (Vert. SvdB)