Tijdens de algemene audiëntie van 7 juni sprak paus Franciscus over God als Vader die niet zonder ons kan.
Beste broeders en zusters, goedemorgen!
Er was iets fascinerends aan het gebed van Jezus, zo fascinerend dat zijn leerlingen op een dag vroegen om er ook in ingewijd te worden. Die gebeurtenis is terug te vinden in het Evangelie volgens Lucas die van alle evangelisten het meest heeft geschreven over het mysterie van de ‘biddende Christus’. De Heer bad.
De leerlingen van Jezus waren geraakt door het feit dat Hij zich, vooral ’s ochtends en ’s avonds, alleen terugtrok en zich ‘onderdompelde’ in gebed. En daarom vroegen ze Hem op een dag ook hun te leren bidden (vlg. Luc. 11,1).
Het is op dat moment dat Jezus doorgeeft wat bij uitstek het christelijke gebed is geworden: het Onze Vader. Om eerlijk te zijn geeft Lucas ons, in vergelijking met Matteüs, het gebed van Jezus in een wat ingekorte vorm; het begint eenvoudigweg met “Vader” (Luc. 11,2).
Heel het mysterie van het christelijke gebed is hier met dit woord samengevat: de moed hebben om God aan te roepen met ‘Vader’. Dat wordt ook bevestigd in de liturgie wanneer we worden uitgenodigd samen het gebed van Jezus te bidden en de uitdrukking “durven we zeggen” wordt gebruikt.
Het feit dat we God aanspreken met ‘Vader’ is dan ook helemaal niet vanzelfsprekend. We zouden geneigd zijn om meer verheven titels te gebruiken waarvan we vinden dat die meer recht doen aan zijn transcendentie. Hem echter aanroepen als Vader leidt ons naar een vertrouwensband met Hem, zoals een kind dat zich tot zijn vader richt in de wetenschap dat die van hem houdt en voor hem zorgt.
Dat is de grote ommekeer die het christendom teweeg heeft gebracht binnen de religieuze psychologie van de mens. Het mysterie van God, dat ons altijd fascineert en waardoor we ons klein voelen, maakt ons nu echter niet meer bang, onderdrukt ons niet, jaagt ons geen angst aan.
Dat is een ommekeer die voor onze menselijke geest moeilijk te bevatten is; zo zeer zelfs dat ook in de verhalen over de Verrijzenis wordt verteld dat de vrouwen bij het zien van het lege graf en de engel wegvluchtten, “want schrik en ontsteltenis hadden hen overweldigd” (Mar. 16,8). Jezus toont ons echter dat God de goede Vader is en Hij zegt ons: “Wees niet bang!”.
Denken we maar aan de gelijkenis van de barmhartige vader (vlg. Luc. 15,11-32). Jezus vertelt over een vader die alleen maar liefde is voor zijn kinderen. Een vader die zijn zoon niet straft voor diens arrogantie en die zelfs in staat is om hem zijn deel van de erfenis toe te vertrouwen en hem van huis weg te laten gaan.
God is Vader, zegt Jezus, maar niet op de menselijke manier, want er is geen enkele vader ter wereld die zich zou gedragen als de hoofdpersoon van deze gelijkenis. God is Vader op zijn eigen manier: goed en weerloos ten overstaan van de vrije wil van de mens, enkel in staat om het werkwoord ‘liefhebben’ te gebruiken.
Toen de rebellerende zoon na alles te hebben opgemaakt, eindelijk naar huis terugkeerde, mat de vader niet met de maat van menselijke gerechtigheid, maar voelt hij bovenal de behoefte om te vergeven. En met zijn omhelzing doet hij zijn zoon begrijpen dat hij hem in heel die lange tijd van afwezigheid gemist heeft, zijn vaderliefde heeft hem gemist.
Wat een raadselachtig mysterie is een God die dit soort liefde voelt voor zijn kinderen!
Misschien is het daarom dat de apostel Paulus, wanneer hij herinnert aan de kern van het christelijk mysterie, besloot het Aramese woord dat Jezus gebruikte – Abba – niet naar het Grieks te vertalen. In zijn geschriften heeft Paulus het twee keer over dit onderwerp (Rom. 8,15 en Gal. 4,6) en twee keer laat hij dat woord onvertaald; het staat er in dezelfde vorm als waarop het over Jezus’ lippen kwam: Abba; een nog intiemere term dan ‘vader’ en het wordt wel vertaald als ‘papa’.
Beste broeders en zusters, wij zijn nooit alleen. We kunnen ver weg zijn, vijandig, we zouden zelfs kunnen verklaren dat we “zonder God” zijn. Maar het Evangelie volgens Jezus Christus toont ons dat God niet zonder ons kan: Hij zal nooit een God ‘zonder de mens’ zijn; Hij is het die niet zonder ons kan, en dat is een groot mysterie!
God kan geen God zonder de mens zijn: wat een groot mysterie is dat! En die zekerheid is de bron van onze hoop die we vinden elke keer als we onze Vader aanroepen. Wanneer we hulp nodig hebben, zegt Jezus ons niet dat we ons erbij neer moeten leggen en ons in onszelf moeten opsluiten, maar dat we ons tot de Vader moeten richten en het met vertrouwen aan Hem moeten vragen.
Al onze behoeftes, van de meest evidente en dagelijkse behoeftes als voedsel, gezondheid, werk, tot aan die om vergeven te worden en behoed te worden voor bekoringen, zijn niet de spiegel van onze eenzaamheid: er is namelijk een Vader die altijd met liefde naar ons kijkt en die ons zeker niet in de steek laat.
Nu doe ik jullie een voorstel: ieder van ons heeft heel veel problemen en noden. Laten we even in stilte aan deze problemen en noden denken. Laten we ook aan de Vader denken, aan onze Vader, die niet zonder ons kan en die op dit moment naar ons kijkt. En laten we dan allemaal samen met hoop en vertrouwen bidden: “Onze Vader, die in de hemel zijt…”
Dank jullie wel!
(Vert. SvdB)