Tijdens de algemene audiëntie van 9 mei sprak paus Franciscus over hoe het doopsel nieuw leven geeft.
Beste broeders en zusters, goedemorgen!
De catechese over het sacrament van het doopsel doet ons vandaag spreken over het heilige waterbad dat gepaard gaat met het aanroepen van de heilige Drie-eenheid, ofwel de centrale ritus die daadwerkelijk ‘doopt’, onderdompelt dus, in het paasmysterie van Christus (vlg. de Catechismus van de katholieke Kerk, 1239).
Het nut van deze handeling wordt uitgelegd door de apostel Paulus aan de christenen van Rome. Allereerst door te vragen: “Gij weet toch, dat de doop, waardoor wij een zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in zijn dood?”. En vervolgens door te antwoorden: “Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden leiden” (Rom. 6,3-4). Het doopsel opent voor ons de deur naar een leven van verrijzenis, niet naar een werelds leven. Een leven volgens Jezus.
Het doopvont is de plek waar je Pasen viert met Christus! De oude mens, met zijn bedrieglijke begeerten, wordt begraven (vlg. Ef. 4,22), zodat een nieuw wezen geboren kan worden; de oude dingen zijn daadwerkelijk voorbij en er zijn nieuwe dingen ontstaan (vlg. 2Kor. 5,17).
In de ‘Catecheses’ die worden toegeschreven aan St.-Cirillus van Jeruzalem wordt op de volgende wijze aan de pas gedoopten uitgelegd wat er met hen is gebeurd in het doopwater. Deze uitleg van St.-Cirillus is prachtig: “Op hetzelfde moment zijn jullie gestorven en geboren, en dezelfde begroetende golf wordt voor jullie zowel graf als moeder.” De wedergeboorte van de nieuwe mens vereist dat de mens die gecorrumpeerd is door de zonde, vergaat.
De beelden van het graf en van de moederschoot waarmee het doopvont wordt vergeleken, zijn heel krachtig en drukken uit wat er voor krachtigs gebeurt door middel van deze eenvoudige handelingen van het doopsel.
Ik citeer graag de inscriptie die te vinden is in het antieke Baptisterium van Lateranen waar in het Latijn de volgende uitspraak staat die toegeschreven is aan paus Sixtus III: “De Moederkerk geeft door middel van het water maagdelijk het leven aan de kinderen die ze verwekt door Gods adem. Wanneer jullie door dit doopvont wedergeboren zijn, mogen jullie hopen op het rijk der hemelen.” Dat is prachtig: de Kerk die geboren doet worden, de Kerk die de moederschoot is, onze moeder door middel van het doopsel.
Als onze ouders ons hebben verwekt voor het aardse leven, heeft de Kerk ons in het doopsel vernieuwt voor het eeuwige leven. Wij zijn kinderen in zijn Zoon Jezus geworden (vlg. Rom. 8,15 en Gal. 4,5-7). Ook over ieder van ons die wedergeboren zijn door het water en de Heilige Geest laat de hemelse Vader zijn oneindige liefde weerklinken met zijn stem die zegt: “Jij bent mijn geliefde kind” (vlg. Mt. 3,17).
Deze vaderlijke stem, die niet hoorbaar is met het oor, maar goed te horen is met het hart van wie gelooft, begeleidt ons heel ons leven lang zonder ons ooit te verlaten. Ons hele leven lang zegt de Vader ons: “Jij bent mijn geliefde zoon, jij bent mijn geliefde dochter.”
God houdt heel veel van ons, als een Vader, en Hij laat ons nooit alleen. Dat geldt vanaf het doopsel. Wedergeboren als kinderen van God, zullen we dat altijd zijn! Het doopsel kan dan ook niet herhaald worden, want het drukt een onuitwisbaar geestelijk merkteken op ons: “Dit merkteken wordt door geen enkele zonde uitgewist, zelfs als de zonde het doopsel verhindert heilzame vruchten te dragen” (Catechismus, 1272).
Het merkteken van het doopsel verlies je nooit! “Vader, maar wat als een persoon een misdadiger wordt, zo’n beruchte, die mensen vermoordt, die onrecht doet, verdwijnt het merkteken dan?” Nee. Tot zijn eigen schande doet die man, een zoon van God, zulke dingen, maar het merkteken verdwijnt niet. En hij blijft Gods zoon, die tegen God ingaat ja, maar God verstoot zijn kinderen nooit.
Hebben jullie dat laatste begrepen? God verstoot zijn kinderen nooit. Zullen we dat allemaal samen even herhalen? “God verstoot zijn kinderen nooit.” Iets harder, want ik ben wat doof of ik heb het niet begrepen: [publiek roept harder] “God verstoot zijn kinderen nooit.” Ah, heel goed.
Ingelijfd bij Christus door middel van het doopsel worden de gedoopten dus gelijkvormig aan Hem, “de eerstgeborene onder vele broeders” (Rom. 8,29). Door middel van de handeling van de Heilige Geest zuivert, heiligt en rechtvaardigt het doopsel om met velen in Christus een enkel lichaam te vormen (vlg. 1Kor. 6,11; 12,13). Dat wordt uitgedrukt met de zalving met de olie, “die het teken is van het koninklijk priesterschap en van zijn opname in de gemeenschap van Gods volk”.
Daarom zalft de priester met het heilig chrisma het hoofd van iedere gedoopte, na deze woorden te hebben uitgesproken die er de betekenis van uitleggen: “God zelf zalft je nu met het heilzame chrisma, opdat je opgenomen in Christus, priester, koning en profeet, altijd deel zult zijn van zijn lichaam voor het eeuwige leven.”
Broeders en zusters, de christelijke roeping ligt geheel hierin: leven in eenheid met Christus in de heilige Kerk, deelgenoot aan dezelfde consecratie om dezelfde missie uit te voeren in deze wereld en altijddurende vruchten voort te brengen. Bezield door de Geest neemt het gehele volk van God deel aan de taken van Jezus Christus, “Priester, Koning en Profeet”, en draagt de verantwoordelijkheid van missie en dienstbaarheid die daaruit voortvloeien (vlg. de Catechismus, 783-786).
Wat betekent het deel te hebben aan het koninklijke en profetische priesterschap van Christus? Het betekent van jezelf een levende offergave maken voor God (vlg. Rom. 12,1), en je tot getuige van Hem maken door middel van een leven van geloof en naastenliefde (vlg. ***Lumen gentium, 12), en dat ten dienste te stellen van de naaste, naar het voorbeeld van de Heer Jezus (vlg. Mt. 20,25-28; Joh. 13, 13-17). Bedankt. (Vert. SvdB)