Tijdens de algemene audiëntie van 7 februari sprak paus Franciscus over de evangelielezing en de preek.
Beste broeders en zusters, goedemorgen!
We gaan verder met de catecheses over de heilige Mis. We waren gebleven bij de lezingen.
De dialoog tussen God en zijn volk die zich tijdens de Mis ontwikkelt in de dienst van het woord bereikt zijn hoogtepunt bij de lezing van het Evangelie. Het zingen van het Alleluia gaat eraan vooraf, of tijdens de Veertigdagentijd een andere acclamatie, “waarmee de samengekomen gelovigen de Heer die in het Evangelie tot hen zal spreken, ontvangen en begroeten” (Algemeen Statuut van het Romeins Missaal, 62).
Zoals de mysteries van Christus de hele Bijbelse openbaring verlichten, zo vormt, tijdens de dienst van het woord, het Evangelie het licht om de betekenis van de voorafgaande Bijbelse teksten te begrijpen, zowel die uit het Oude als uit het Nieuwe Testament. In feite is “Christus het centrum en de volheid van heel de Schrift, zoals van heel de liturgische viering” (Inl. Lectionarium, 5). Jezus Christus staat altijd centraal, altijd.
Daarom wordt in de liturgie het Evangelie apart geplaatst van de andere lezingen en wordt die met bijzondere eer en verering omgeven. De lezing ervan is dan ook voorbehouden aan een gewijd bedienaar die de lezing afsluit met het kussen van het boek; je gaat staan om ernaar te luisteren en je maakt een kruisteken op je voorhoofd, je mond en op je borst; kaarsen en wierook eren Christus die door de evangelielezing heen zijn werkzame woord doet weerklinken.
Door die tekenen herkent de gemeenschap de aanwezigheid van Christus die de Blijde Boodschap die bekeert en transformeert tot hen richt. Wat er gebeurt, is een direct toespreken. Daarvan getuigen ook de acclamaties waarmee je antwoord geeft bij de aankondiging van de lezing: “Glorie zij U, Heer” of “Lof zij U, Christus”. Wij staan op om naar het Evangelie te luisteren: het is Christus die daar tot ons spreekt. En daarom letten we goed op, want we worden direct aangesproken. Het is de Heer die tot ons spreekt.
Tijdens de Mis lezen we dus het Evangelie om te weten hoe de dingen zijn gegaan, maar we luisteren naar het Evangelie om ons bewust te worden van wat Jezus ooit heeft gezegd en gedaan; en dat Woord is levend. Het Woord van Jezus dat in het Evangelie staat is levend en komt aan in mijn hart.
Daarom is het zo belangrijk om naar het Evangelie te luisteren, met een open hart, want het is het levende Woord. De heilige Augustinus schrijft dat “de mond van Christus het Evangelie is. Hij heerst in de hemel, maar stopt niet met spreken op aarde”. Als het waar is dat Christus in de liturgie nog altijd het Evangelie verkondigt (vlg. Sacrosanctum Concilium), volgt daaruit dat we, al deelnemend aan de Mis, Hem een antwoord moeten geven. Wij luisteren naar het Evangelie en moeten een antwoord geven in ons leven.
Om zijn boodschap te doen aankomen, maakt Christus ook gebruik van het woord van de priester die, na het Evangelie, de preek houdt. Sterk aangeraden door het Tweede Vaticaans Concilie als onderdeel van de liturgie, is de preek geen toevallige redevoering – en ook geen catechese zoals ik die nu aan het houden ben -, noch een conferentie en ook geen les. De preek is iets anders. Wat is de preek? Het is het meest verheven moment van de dialoog tussen God en zijn volk, opdat die tot vervulling komt in het leven. De authentieke uitleg van het Evangelie is ons heilige leven! Het woord van de Heer eindigt zijn weg door vlees in ons te worden, door zich te vertalen naar de werken, zoals dat is gebeurd bij Maria en bij de heiligen.
Denk aan wat ik jullie de laatste keer heb gezegd: het Woord van de Heer komt binnen in de oren, gaat door naar het hart en dan naar de handen, naar de goede werken. En ook de preek volgt het Woord van de Heer en legt dezelfde weg af om ons te helpen het Woord van de Heer naar de handen te brengen, via het hart.
Ik heb de preek als onderwerp al eens behandeld in de apostolische exhortatie Evangelii gaudium, waarin ik herinnerde aan het feit dat de liturgische context “vereist dat door de prediking, de gemeenschap en ook degene die preekt op weg worden gezet naar een communio met Christus in de eucharistie die het leven omvormt”.
Degene die preekt, moet zijn dienstwerk goed uitvoeren – degene die preekt, de priester of de diaken of de bisschop –, door een ware dienst te verlenen aan al degenen die deelnemen aan de Mis. Maar ook degenen die naar hem luisteren moeten hun deel doen. Vooral door de juiste aandacht te geven, ofwel door de juiste innerlijke houding aan te nemen, zonder subjectieve vooroordelen, in de wetenschap dat iedereen die preekt zijn goede kanten en zijn grenzen heeft.
Als er soms reden is om je te vervelen, omdat de preek lang is, of niet kernachtig of onbegrijpelijk, is het echter soms zo dat je vooroordeel het obstakel vormt. En degene die preekt moet zich er bewust van zijn dat hij het niet voor zichzelf aan het doen is; hij is aan het preken, hij geeft Jezus een stem, hij verkondigt het Woord van Jezus. En de preek moet goed voorbereid zijn, hij moet kort zijn, kort!
Een priester vertelde me dat hij een keer naar een andere stad was gegaan, waar zijn ouders wonen, en zijn vader had hem gezegd: ‘Weet je, ik ben blij, want mijn vrienden en ik hebben een kerk gevonden waar ze de Mis vieren zonder preek!’. En hoe vaak zien we niet dat iemand in slaap valt tijdens de preek, dat anderen kletsen of naar buiten gaan om een sigaretje te roken… Daarom, alsjeblieft, houd het kort, de preek, maar wees goed voorbereid.
En hoe bereid je een preek voor, beste priesters, diakens, bisschoppen? Hoe bereid je die voor? Met het gebed, met het bestuderen van het Woord van God en er dan een duidelijke en korte samenvatting van te maken. Het moet niet langer zijn dan tien minuten, alsjeblieft.
Tot slot kunnen we zeggen dat tijdens de dienst van het woord God, via het Evangelie en de preek, met zijn volk in dialoog treedt. Met het volk dat naar Hem luistert met aandacht en eerbied en dat tegelijkertijd erkent dat Hij aanwezig is en aan het werk. Als we dus gaan luisteren naar de Blijde Boodschap zullen we daardoor bekeerd en veranderd worden, zelfs in staat worden gesteld om onszelf en de wereld te veranderen. Waarom? Omdat de Blijde Boodschap, het Woord van God, door de oren binnenkomt, naar het hart gaat en dan naar de handen om goede werken te doen. (Vert. SvdB)