Tijdens de algemene audiëntie van 21 maart sprak paus Franciscus over de Communie.
Beste broeders en zusters, goedemorgen!
Het is vandaag de eerste dag van de lente: een goede lente toegewenst! Maar wat gebeurt er in de lente? De planten en bomen komen tot bloei. Ik ga jullie een paar vragen stellen. Een zieke boom of een zieke plant, kan die goed tot bloei komen? Als ze ziek zijn? Nee! Bomen of planten die geen water krijgen, vanuit de hemel of kunstmatig, kunnen die goed tot bloei komen? Nee. En als de wortels van deze bomen of planten worden uitgerukt, of als ze geen wortels hebben, kunnen ze dan tot bloei komen? Nee. Je kunt toch niet tot bloei komen zonder wortels? Nee!
En dat is de boodschap: het christelijk leven is een leven dat tot bloei komt in de werken van barmhartigheid, in het goede doen. Maar als je geen wortels hebt, kun je niet tot bloei komen, en wat is die wortel? Jezus! Als je niet met Jezus bent, daar tot in je wortels, zal je niet tot bloei komen. Als je je leven geen water geeft door middel van het gebed en de sacramenten, zal je dan als christen tot bloei komen? Nee! Omdat het gebed en de sacramenten het water voor onze wortels vormen, komt ons leven tot bloei.
Ik hoop dat deze lente voor jullie een opbloeiende lente mag zijn, zoals dat ook voor Pasen geldt. Opgebloeid door de goede werken, door de deugden, door het goede te doen voor anderen. Denk eens aan dit prachtige versje uit mijn vaderland: ‘De boom is tot bloei gekomen, door wat hij van onder uit de aarde heeft gehaald’. Snijd nooit de wortels met Jezus door.
En dan gaan we nu verder met de catechese over de heilige Mis. De viering van de Mis, waarvan wij de verschillende momenten nu aan het doorlopen zijn, is gericht op de Communie, ofwel op het verenigen van onszelf met Jezus. De sacramentele communie, niet de geestelijke communie die je ook thuis kunt ontvangen door te zeggen: “Jezus, ik wil U geestelijk ontvangen.” Nee, de sacramentele communie met het lichaam en bloed van Christus.
We vieren de Eucharistie om ons te voeden met Christus, die zichzelf zowel in het Woord als in het Sacrament aan ons geeft, zodat wij gelijkvormig aan Hem kunnen worden. De Heer zegt het zelf: “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem” (Joh. 6,56). Jezus’ geste, als hij tijdens het laatste avondmaal zijn Lichaam en Bloed aan de leerlingen geeft, gaat dan ook vandaag nog altijd door, via het dienstwerk van de priester en de diaken die aan hun broeders het Brood des levens en de verlossende Beker uitreiken.
Na in de Mis het geconsacreerde Brood, ofwel het lichaam van Jezus, te hebben gebroken, toont de priester dit aan de gelovigen en nodigt hen uit om deel te nemen aan de eucharistische maaltijd. We kennen de woorden die dan weerklinken van het heilige altaar: “Zalig zij die genodigd zijn tot de Tafel des Heren: zie het Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld.” Geïnspireerd op een passage uit de Apokalyps – “zalig zijn die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal van het Lam” (Ap. 19,9): er staat ‘bruiloft’ want Jezus is de bruidegom van de Kerk – roept deze uitnodiging ons op tot het beleven van een intieme eenheid met Christus, bron van vreugde en heiligheid.
Het is een uitnodiging die blij maakt en tegelijkertijd oproept tot een gewetensonderzoek dat verlicht wordt door het geloof. Waar we aan de ene kant namelijk zien hoe ver we nog verwijderd zijn van Christus’ heiligheid, geloven we aan de andere kant dat zijn Bloed “vergoten wordt ter vergeving van de zonden”. Wij zijn allemaal vergeven in het doopsel, en wij zijn allemaal vergeven of zullen vergeven worden, steeds als we het sacrament van boete en verzoening ontvangen.
En vergeet niet: Jezus vergeeft altijd. Jezus wordt het niet zat te vergeven. Wij zijn het die het zat worden om vergeving te vragen. De heiliger Ambrosius dacht juist aan de verlossende waarde van dit bloed toen hij uitriep: : Ik die steeds opnieuw zondig, moet altijd kunnen beschikken over het medicijn” (De sacramentis). In dit geloof richten ook wij de blik op het Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld en smeken wij Hem: “O Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spreek en ik zal gezond worden.” Dat zeggen we tijdens iedere Mis.
Als wij ons in processie voortbewegen om de Communie te ontvangen, gaan wij niet in processie richting het altaar om de communie te ontvangen; in werkelijkheid is het Christus die ons tegemoet komt om ons op te nemen. Er vindt een ontmoeting plaats met Jezus! Je voeden met de Eucharistie betekent je laten veranderen door wat we ontvangen. Sint Ambrosius helpt ons dat te begrijpen als hij vertelt over het licht dat hij ontvangt wanneer hij Christus hoort zeggen: “Ik ben het voedsel van de groten. Groei en je zult Mij eten. Jij zult mij niet in jezelf omvormen, zoals gebeurt met het lichamelijk voedsel, maar jij zult in Mij veranderd worden” (Confessioni VII).
Elke keer dat wij ter communie gaan, lijken we meer op Jezus, veranderen we meer en meer in Jezus. Zoals het brood en de wijn veranderen in het Lichaam en Bloed van de Heer, zo worden ook degenen die die gaven met geloof ontvangen veranderd in de levende Eucharistie.
Tegen de priester die tijdens het uitreiken van de Eucharistie tegen je zegt: “Lichaam van Christus”, zeg jij: “Amen”. Ofwel je erkent de genade en de inzet die gepaard gaat met het worden van het Lichaam van Christus. Dat is mooi, dat is heel mooi. Terwijl het ons verenigt met Christus en ons losmaakt van ons egoïsme, opent de Communie ons en verenigt die ons met al degenen die één zijn in Hem. Dat is het wonder van de Communie: we worden wat we ontvangen!
De Kerk wil heel graag dat ook de gelovigen het Lichaam van Christus ontvangen met geconsacreerde hosties in de Mis zelf; en het teken van de eucharistische maaltijd komt nog beter tot uitdrukking als de communie onder twee gedaanten wordt uitgereikt, ook al weten we dat de katholieke leer aangeeft dat we bij de communie onder één gedaante de volledige Christus ontvangen (vlg. Algemeen Statuut van het Romeins Missaal).
Naar gelang de kerkelijke gewoonte, gaan de gelovigen normaal gezien in processie naar de Eucharistie, zoals we hebben gezegd, en ontvang je de communie staand en met devotie, ofwel geknield, zoals vastgesteld door de Bisschoppenconferentie. Je ontvangt het sacrament op de tong of, waar dat is toegestaan, in de hand, naar gelang je voorkeur. Na de Communie helpt de stilte, het stille gebed, ons om het ontvangen geschenk in ons hart te bewaren. Dat moment van stilte wat langer maken en met Jezus spreken in je hart, helpt ons heel erg. Net zoals ook het zingen van een psalm of een lofzang ons helpt om bij de Heer te zijn.
De eucharistische liturgie wordt afgesloten met het slotgebed na de Communie. Daarin richt de priester zich, namens iedereen, tot God om hem te bedanken dat Hij ons aan zijn tafel heeft uitgenodigd en om Hem te vragen dat wat we ontvangen hebben ons leven mag veranderen. De Eucharistie sterkt ons om vruchten van goede werken te dragen en zo te leven als christenen.
Het gebed van vandaag is heel betekenisvol, want we vragen aan de Heer “laat de heilige gaven die wij ontvangen hebben, de wonden van het kwaad in ons genezen. Weer de drang tot zonde uit ons hart en blijf ons nabij met uw bescherming” (Romeins Missaal, woensdag in de vijfde week van de Veertigdagentijd). Laten we Eucharistie vieren: Jezus ontvangen die ons in Hem verandert, maakt ons sterker. Zo goed en zo groot is de Heer! (Vert. SvdB)