Tijdens de algemene audiëntie van 22 februari sprak paus Franciscus over de nieuwe schepping die door de Verrijzenis tot stand wordt gebracht.
Beste broeders en zusters, goedemorgen!
We zijn vaak geneigd te denken dat de schepping ons eigendom is, een bezit dat we naar believen kunnen gebruiken en waarover we aan niemand rekenschap hoeven af te leggen.
In de passage van de Brief aan de Romeinen (8,19-27) waar we zojuist een deel van hebben gehoord, herinnert de apostel Paulus ons er echter aan dat de schepping een wonderbaarlijk geschenk is dat God in onze handen heeft gelegd, opdat wij binnen kunnen gaan in de relatie met Hem en er het spoor van het liefdesplan in kunnen herkennen waaraan we allemaal geroepen zijn mee te werken, dag na dag.
Zodra egoïsme echter vat krijgt op de mens, begint de mens ook de mooiste dingen die hem zijn toevertrouwd te ruïneren. En dat is ook wat er is gebeurd met de schepping. Denk maar aan het water. Het water is iets prachtigs en heel erg belangrijk; het water geeft ons leven, het helpt ons bij alles, maar om de mineralen te gebruiken wordt het water vervuild, wordt de schepping aangetast en wordt de schepping vernietigd.
Dat is slechts één voorbeeld. Er zijn er talloze. Met de tragische ervaring van de zonde, de vernietiging van de eenheid met God, hebben we de oorspronkelijke eenheid verbroken met alles dat we om ons heen vinden en zijn we begonnen de schepping te verpesten en die zo tot slaaf te maken, onderworpen aan onze vergankelijkheid. En helaas zien wij de gevolgen daarvan elke dag op dramatische wijze met onze eigen ogen.
Wanneer de eenheid met God wordt verbroken, verliest de mens zijn oorspronkelijke eigen schoonheid en begint hij alles om zich heen te misvormen; en waar alles eerst verwees naar God de Schepper en naar zijn oneindige liefde, draagt het nu het trieste en troosteloze teken van de menselijke trots en inhaligheid. De menselijke trots vernietigt door de schepping uit te buiten.
De Heer laat ons echter niet alleen en ook in deze troosteloze context biedt hij ons een nieuw perspectief van bevrijding, van universele redding aan. Dat wordt door Paulus vreugdevol naar voren gebracht als hij ons uitnodigt om te luisteren naar het gekreun van de hele schepping.
Als we er namelijk op letten kreunt alles om ons heen: de schepping zelf kreunt, wij mensen kreunen en de Geest kreunt in ons, in ons hart. Nu is dit gekreun geen onvruchtbaar, ontroostbaar geklaag, maar – zo verduidelijkt de apostel – het gekreun van een barende vrouw; het is het gekreun van iemand die lijdt, maar weet dat er een nieuw leven op komst is.
En in ons geval is dat werkelijk zo. Wij zijn nog altijd bezig met de gevolgen van onze zonde en alles om ons heen draagt het teken van ons gezwoeg, van ons gemis, van onze obstructies.
Tegelijkertijd weten we echter dat we verlost zijn door de Heer en dat het ons nu al gegeven is om in onszelf en in alles wat ons omringt de tekenen van de Verrijzenis, van Pasen, te aanschouwen en te proeven, de Verrijzenis die een nieuwe schepping tot stand brengt.
Dat is de betekenis van onze hoop. De christen staat niet buiten de wereld; hij weet in zijn eigen leven en in dat wat hem omringt de tekenen van het kwaad, van het egoïsme en van de zonde te herkennen. Hij is solidair met degene die lijdt, die huilt, die uitgesloten is, die zich wanhopig voelt…Maar tegelijkertijd heeft de christen geleerd om dat alles te bezien door de ogen van Pasen, door de ogen van de Verrezen Christus.
En dus weet hij dat we in een tijd van verwachting leven, een tijd van verlangen die voorbij gaat aan het heden, een tijd van vervulling. In de hoop weten we dat de Heer met zijn barmhartigheid definitief de verwonde en vernederde harten wil genezen en alles wat de mens in zijn leegte heeft vernietigd. En op deze manier schept Hij een nieuwe wereld en een nieuwe mensheid die eindelijk verenigd zijn in zijn liefde.
Wij christenen voelen zo vaak de neiging teleurgesteld, pessimistisch te zijn… Soms vervallen wij in zinloos geklaag, of we staan met onze mond vol tanden en weten niet eens wat te vragen, waarop te hopen… Maar opnieuw komt de Heilige Geest ons te hulp, de adem van onze hoop, degene die het gekreun en de verwachting van ons hart levend houdt.
De Geest kijkt voor ons verder dan de negatieve aanblik van het heden en onthult ons nu al de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die de Heer aan het voorbereiden is voor de mensheid. (Vert. SvdB)