Tijdens de algemene audiëntie van 29 maart sprak paus Franciscus over hopen tegen alle hoop in (vlg. Rom. 4,16-25).
Beste broeders en zusters, goedemorgen!
De passage in de Brief van de apostel Paulus aan de Romeinen waarnaar we zojuist hebben geluisterd, geeft ons een groot geschenk.
We zijn het inderdaad gewend Abraham te zien als onze vader in het geloof; vandaag doet de apostel ons begrijpen dat Abraham voor ons de vader van de hoop is; niet alleen vader van het geloof, maar vader van de hoop. En dat is omdat we in zijn nabijheid al een aankondiging van de Verrijzenis kunnen zien, van het nieuwe leven dat het kwaad en de dood zelf overwint.
In de tekst wordt gezegd dat Abraham geloofde in de God “die de doden levend maakt en wat niet bestaat in het aanzijn roept” (Rom. 4,17); en vervolgens wordt dit verduidelijkt: “Zijn geloof verflauwde niet, toen hij, de honderdjarige, dacht aan zijn eigen afgeleefd lichaam en aan de dorre schoot van Sara” (vers 19).
Kijk, dat is de ervaring die ook wij geroepen zijn te beleven. De God die zich aan Abraham toont, is de God die redt, de God die helpt uit de wanhoop en de dood te geraken, de God die oproept tot leven.
In deze gebeurtenis met Abraham wordt alles een ode aan God die bevrijdt en herstelt, alles wordt een profetie. En dat wordt het voor ons, voor ons die nu de vervulling van dit alles in het mysterie van Pasen herkennen en vieren. God heeft dan ook “Jezus onze Heer van de doden opgewekt” (vers 24), opdat ook wij in Hem kunnen overgaan van de dood naar het leven.
En Abraham kan zich dus met recht “vader van vele volken” noemen, aangezien hij schittert als de aankondiging van een nieuwe mensheid – wij! -, door Christus verlost van de zonde en de dood en voor eens en altijd binnengeleid in de omhelzing van Gods liefde.
Op dit punt helpt Paulus ons om ons te concentreren op de zeer hechte verbinding tussen geloof en hoop. Hij stelt dan ook dat Abraham “tegen alle hoop in heeft gehoopt” (vers 18).
Onze hoop is niet gestoeld op menselijke redeneringen, verwachtingen en garanties; en de hoop openbaart zich daar waar geen hoop meer is, daar waar niets meer is om op te hopen, precies zoals dat ook zo was voor Abraham die geconfronteerd werd met zijn naderende dood en de onvruchtbaarheid van zijn vrouw Sara.
Het einde komt voor hen naderbij, ze konden geen kinderen krijgen, en in die situatie geloofde Abraham en heeft hij hoop gehad tegen alle hoop in. En dat is groots! De grote hoop wortelt zich in het geloof, en juist daarom is die in staat om boven alle hoop uit te stijgen. Ja, want die baseert zich niet op ons woord, maar op het Woord van God.
Ook in die zin zijn we dus geroepen om het voorbeeld te volgen van Abraham, die vertrouwde op God, ondanks dat hij geconfronteerd werd met een realiteit die af leek te stevenen op de dood, “door zijn vaste overtuiging dat Hij bij machte is te volvoeren wat Hij heeft toegezegd” (vers 21).
Ik zou jullie graag een vraag willen stellen: zijn wij, wij allemaal, hiervan overtuigd? Zijn wij ervan overtuigd dat God van ons houdt en dat Hij alles wat Hij ons heeft beloofd graag in vervulling willen laten gaan?
Maar vader hoeveel moeten we daarvoor betalen? Er is maar één prijs: ‘het hart openen’. Open jullie hart en de kracht van God zal jullie verder helpen, zal wonderbaarlijke dingen doen en jullie leren wat hoop is. Dat is de enige prijs: het hart openen voor het geloof en Hij doet de rest.
Dat is de paradox en tegelijkertijd het sterkste, hoogste element van onze hoop! Een hoop die gebaseerd is op een belofte die vanuit menselijk opzicht onzeker en onvoorstelbaar lijkt, maar die niet minder wordt, zelfs niet in confrontatie met de dood, als het de God van de Verrijzenis en van het leven is die het belooft.
Het wordt niet door zomaar iemand beloofd! Hij die het belooft is de God van de Verrijzenis en van het leven.
Beste broeders en zusters, laten we vandaag aan de Heer vragen om de genade niet zozeer geworteld te blijven in onze zekerheden, in onze capaciteiten, maar in de hoop die opbloeit uit de belofte van God, als ware kinderen van Abraham.
Wanneer God iets belooft, brengt hij dat wat Hij belooft tot vervulling. Hij komt zijn belofte altijd na. En dus zal ons leven een nieuw licht aannemen, in de wetenschap dat Degene die zijn Zoon weer tot leven wekt ook ons tot leven zal wekken en ons daadwerkelijk één maakt met Hem, samen met al onze broeders in het geloof.
Wij geloven allemaal. Vandaag staan we allemaal op het plein, we loven de Heer, zullen het Onze Vader zingen en daarna ontvangen we de zegen… Maar dat gaat voorbij. Maar ook dat is een belofte van hoop.
Als wij vandaag een open hart hebben, verzeker ik jullie dat wij elkaar allemaal zullen ontmoeten op het plein van de Hemel dat nooit voorbij gaat. Dat is de belofte van God en dat is onze hoop, als wij ons hart openen. Dank u wel. (Vert. SvdB)