Tijdens de algemene audiëntie van 7 oktober legt paus Franciscus ons uit hoe Elia ons leert ons in onze zwakheid tot God te wenden.
Beste broeders en zusters, goedemorgen!
We hervatten vandaag de catecheses over het gebed die we hadden onderbroken om de catecheses over de zorg voor de schepping te houden. Vandaag gaan we ermee verder en ontmoeten we een van de meest boeiende personages van de hele Heilige Schrift: de profeet Elia.
Hij overstijgt de grenzen van zijn tijd en we kunnen hem ook aantreffen in een aantal passages uit het Evangelie. Hij verschijnt, samen met Mozes, naast Jezus op het moment van de gedaanteverandering (vlg. Mt. 17,3). Jezus zelf verwijst naar hem om het getuigenis van Johannes de Doper geloofwaardig te maken (vlg. Mt. 17,10 – 13).
In de Bijbel verschijnt Elia uit het niets, op mysterieuze wijze, afkomstig uit een marginaal dorpje (vlg. 1 Kon. 17,1). Aan het eind verlaat hij het toneel, voor de ogen van zijn leerling Elisa, op een wagen van vuur die hem naar de hemel brengt (vlg. 2 Kon. 2,11 – 12).
Hij is dus een man van onduidelijke komaf, en vooral zonder een einde, in de hemel opgenomen. Om die reden werd zijn terugkeer eerder verwacht dan de komst van de Messias, als een voorbode. Daarom was men in afwachting van Elia’s terugkeer.
De Schrift presenteert ons Elia als een man met een zuiver geloof: in zijn naam, die ‘Jahwe is God’ kan betekenen, ligt het geheim van zijn missie verborgen. Hij zal zijn hele leven zo blijven: een uiterst integere man, niet in staat tot kwalijke compromissen.
Zijn symbool is het vuur, beeld van Gods zuiverende kracht. Hij zal als eerste zwaar op de proef worden gesteld, en trouw blijven. Hij is een voorbeeld voor alle gelovigen die verleidingen en lijden kennen, maar het ideaal waarvoor ze geboren zijn niet uit het oog verliezen.
Het gebed is het sap dat zijn bestaan voortdurend doordrenkt. Daarom is hij een van de meest geliefde personages in de monastieke traditie. Zo zeer dat enkelen hem hebben gekozen als de geestelijk vader van het aan God gewijde leven. Elia is de man Gods, die opstaat als verdediger van het primaatschap van de Allerhoogste.
En toch moet ook hij de strijd aangaan met zijn eigen zwakheden. Het is moeilijk te zeggen welke ervaringen het nuttigst voor hem waren: het verslaan van de valse profeten op de berg Karmel (vlg. 1 Kon. 18,20 – 40), of wanneer hij tot zijn ontzetting constateert dat hij niet beter dan zijn vaderen is (vlg. 1 Kon. 19,4).
In de ziel van de biddende mens is het ervaren van de eigen zwakheid kostbaarder dan de momenten van verheerlijking, wanneer het lijkt alsof het leven een opeenvolging is van overwinningen en successen.
“Gelovigen komen in actie in de wereld na eerst geknield en gebeden te hebben”
In het gebed is het altijd zo: er zijn momenten van gebed die ons voor ons gevoel opheffen, momenten van enthousiasme ook, en momenten van gebed die pijnlijk zijn, vol verbittering en moeilijkheden.
Zo is het gebed: je laten dragen door God, en ook gebukt gaan onder vreselijke situaties en verleidingen. Dat is een realiteit die je bij heel veel andere bijbelse roepingen aantreft, ook in het Nieuwe Testament. Denk maar aan de apostelen Petrus en Paulus. Ook hun leven was zo: momenten van verheerlijking en momenten van ellende, van lijden.
Elia is de man van het contemplatieve leven en tegelijkertijd van het actieve leven, bezig met de kwesties van zijn tijd, en in staat om zich uit te spreken tegen de koning en koningin, nadat die Nabot hadden laten ombrengen om zijn wijngaard in bezit te krijgen (vlg. 1 Kon. 21,1 – 24).
Wat hebben wij een nood aan gelovigen, aan overtuigde christenen, die met de moed van Elia opstaan tegen mensen met leidinggevende macht en zeggen: “Dat kan zo niet! Dat is moord!”. Wij hebben behoefte aan de geest van Elia.
Hij laat ons zien dat er geen tweedeling hoeft te bestaan in het leven van de biddende mens: je staat tegenover de Heer en je gaat je broeders en zusters tegemoet, naar wie Hij je zendt. Het gebed betekent niet je opsluiten met de Heer om je ziel te verfraaien. Nee, dat is geen gebed, dat is vals gebed. Gebed is een confrontatie met God en je laten zenden om je broeders en zusters te dienen.
De proeftuin van het gebed is de concrete liefde voor de naaste. En omgekeerd: gelovigen komen in actie in de wereld na eerst geknield en gebeden te hebben. Anders zijn hun daden impulsief en zonder onderscheiding, een uitputtend rennen zonder doel. Zo gedragen de gelovigen zich; ze doen veel onrecht, omdat ze niet eerst naar de Heer zijn gegaan om te bidden, om te onderscheiden wat ze moeten doen.
De pagina’s in de Bijbel geven het idee dat ook Elia’s geloof een vooruitgang heeft gekend: ook hij is gegroeid in het geloof, hij heeft dat beetje bij beetje verfijnd. Gods gezicht is tijdens zijn weg duidelijker voor hem geworden. Uitmondend in het hoogtepunt, in die buitengewone ervaring, toen God zich op de berg aan Elia liet zien (vlg. 1 Kon. 19,9 – 13).
Hij toonde zich niet in de woeste storm, of in de aardbeving of in het verzwelgende vuur, maar in “het suizen van een zachte bries” (vers 12). Of met een vertaling die zijn ervaring beter weergeeft: in een moment van luide stilte. Zo toont God zich aan Elia.
Met dat nederige teken communiceert God met Elia, die op dat moment een weggevluchte profeet was zonder vrede. God komt een vermoeide man tegemoet, een man die dacht dat hij op alle fronten gefaald had. En met die zachte bries, met dat moment van luide stilte laat Hij in Elia’s hart rust en vrede terugkeren.
Dat is het verhaal van Elia, maar het lijkt geschreven voor ons allemaal. We kunnen ons op een avond nutteloos en alleen voelen. Op dat moment komt het gebed op de deur van ons hart bonzen. Wij kunnen allemaal een zoom van Elia’s mantel vastpakken, zoals zijn leerling Elisa die mantel vastpakte.
En ook als we iets verkeerd hebben gedaan, of als we ons bedreigd en angstig voelen, keren als door een wonder de rust en vrede terug wanneer wij ons tot God wenden in gebed. Dat is wat het voorbeeld van Elia ons leert. (Vertaling Susanne Kurstjens)