Tijdens de algemene audiëntie van 25 september sprak paus Franciscus over het martelaarschap en het belang van de totale overgave aan God.
Beste broeders en zusters, goedemorgen!
Met behulp van de Handelingen van de Apostelen blijven we op reis: de reis van het Evangelie in de wereld. De evangelist Lucas toont ons, met grote realiteitszin, de vruchtbaarheid van deze reis, maar ook het opdoemen van een aantal problemen binnen de christelijke gemeenschap. Al vanaf het begin zijn er voortdurend problemen geweest. Hoe verenigen we de verschillen die binnen de gemeenschap bestaan, zonder dat die leiden tot tegenstellingen en breuken?
De gemeenschap bestond niet alleen uit Joden, maar ook uit Grieken, ofwel mensen die afkomstig waren uit de diaspora, met een cultuur en gevoelens en met een andere religie. Wij zouden ze vandaag ‘heidenen’ noemen. En ook die werden opgenomen in de gemeenschap. Dit samenleven zorgt voor een kwetsbaar evenwicht.
En door de moeilijkheden ontstaat er ongenoegen en welk soort ongenoegen beschadigt een gemeenschap het meest? Het ongenoegen dat geuit wordt door gemopper en door geroddel: de Grieken mopperen dat de gemeenschap geen oog heeft voor hun weduwen.
De apostelen beginnen een proces van overweging waarbij ze goed kijken naar de moeilijkheden en samen op zoek gaan naar oplossingen. Ze vinden die door de verschillende taken opnieuw te verdelen zodat het hele kerkelijke lichaam rustig kan groeien en om te voorkomen dat de koers van het Evangelie en de zorg voor de armste leden verzaakt zouden worden.
De apostelen realiseren zich steeds meer dat het gebed en de verkondiging van Gods Woord hun eerste roeping is: bidden en het Evangelie verkondigen. Ze lossen de kwestie op door een groep van “zeven mannen uit uw midden, van goede faam, vol van geest en wijsheid” (Hand. 6,3) samen te stellen. Die mannen zullen, na de handoplegging, zorgdragen voor de ondersteuning.
Het gaat om diakens die in het leven geroepen zijn voor de dienstbaarheid. In de Kerk is de diaken geen tweederangs priester, hij is iets anders. Hij is er niet voor het altaar, maar voor de dienstbaarheid. Hij is de hoeder van de dienstbaarheid in de Kerk.
Een diaken die te graag naar het altaar gaat, zit fout. Dat is niet zijn weg. De harmonie tussen de dienstbaarheid aan het Woord en de dienstbaarheid aan de naastenliefde vormt het gist dat het kerkelijk lichaam doet groeien.
“Alleen de totale overgave van ons leven in de handen van de Vader en het vergeven van degenen die ons krenken, tonen de kwaliteit van ons geloof”
- Paus Franciscus
De apostelen creëren dus zeven diakens en er van deze zeven diakens zijn het vooral Stefanus en Filippus die zich onderscheiden. Stefanus evangeliseert krachtig en vrijmoedig, maar zijn woorden roepen de hardnekkigste weerstand op. Wat doen zijn tegenstanders, als ze geen andere manier vinden om hem tot zwijgen te brengen? Ze kiezen voor de laagste oplossing om een mens te vernietigen: laster of het valse getuigenis.
En wij weten dat laster altijd moordend is. Deze ‘duivelse tumor’ die ontstaat uit het verlangen om de reputatie van iemand te vernietigen, tast ook de rest van het kerkelijk lichaam aan en is echt schadelijk wanneer we ons verenigen om iemand te besmeuren, uit kleingeestigheid of om ons eigen onvermogen te verhullen.
Wanneer hij in het Sanhedrin vals wordt beschuldigd – wat ze ook met Jezus hadden gedaan en met alle martelaren zullen doen – geeft Stefanus om zichzelf te verdedigen een nieuwe lezing van het heilige verhaal met Christus in het centrum. Het Pasen van de gestorven en verrezen Heer is daarin de sleutel van heel de geschiedenis van het Verbond.
Gesterkt door een overvloed aan goddelijke gaven, klaagt Stefanus de hypocrisie aan waarmee de profeten en Christus zelf werden behandeld. Hij herinnert ze eraan met deze woorden: “Wie van de profeten zijn door uw vaderen niet vervolgd? Gedood hebben ze hen die de komst aankondigden van de Rechtvaardige, wiens verraders en moordenaars gij nu geworden zijt” (Hand. 7,52). Hij draait er niet omheen, maar spreekt zich duidelijk uit en zegt ze de waarheid.
Dat zorgt voor een gewelddadige reactie bij zijn toehoorders en Stefanus wordt ter dood veroordeeld, tot de dood door steniging. Hij laat echter zien waar een leerling van Christus echt van gemaakt is. Hij zoekt niet naar een uitweg, hij klampt zich niet aan mensen vast die hem zouden kunnen redden, maar hij legt zijn leven in Gods handen.
Stefanus’ gebed op dat moment is schitterend: “Heer Jezus, ontvang mijn geest” (Hand. 7,59). En hij sterft als zoon van God door vergiffenis te schenken: “Heer, reken hun deze zonde niet aan” (Hand. 7,60).
Stefanus’ woorden leren ons dat het niet de mooie woorden zijn die onze identiteit als Gods kinderen onthullen. Alleen de totale overgave van ons leven in de handen van de Vader en het vergeven van degenen die ons krenken, tonen de kwaliteit van ons geloof.
Vandaag de dag zijn er meer martelaren dan in de begintijden van de Kerk, en ze zijn overal. De huidige Kerk is rijk aan martelaren, ze wordt doordrenkt met hun bloed, dat “zaad is van de nieuwe christenen” (Tertullianus, Apologetico, 50,13) en zorgt voor groei en vruchtbaarheid van Gods volk.
De martelaren zijn geen ‘bidprentjes’, maar mannen en vrouwen van vlees en bloed die, zoals gezegd wordt in het boek Apokalyps, “hun gewaden hebben wit gewassen in het bloed van het Lam” (Apok. 7,14). Zij zijn de ware overwinnaars.
Laten ook wij aan de Heer vragen dat we, door te kijken naar de martelaren van gisteren en vandaag, mogen leren om een vol leven te leven, door het martelaarschap van de dagelijkse trouw aan het Evangelie en van de gelijkvormigheid met Christus op te nemen. (Vert. SK)