Tijdens het angelusgebed van zondag 1 september riep paus Franciscus de gelovigen op nederig te zijn.
Beste broeders en zusters, goedemorgen!
Allereerst moet ik me verontschuldigen dat ik te laat ben, maar er is iets voorgevallen: ik zat 25 minuten lang vast in de lift! Er was sprake van een uitval van spanning en de lift stopte ermee. Godzijdank kwam de brandweer – ik ben hun enorm dankbaar! – en na 25 minuten slaagden ze erin om de lift weer aan de praat te krijgen. Een applaus voor de brandweer!
Het Evangelie van deze zondag (Lc. 14,1.7 – 14) vertelt ons over Jezus die deelneemt aan de maaltijd in het huis van een van de leiders van de farizeeën. Jezus kijkt toe en ziet hoe de genodigden zich haasten om de beste plekken te veroveren. Dat is gedrag dat je nogal vaak ziet, ook in onze dagen en niet alleen als je voor de lunch bent uitgenodigd.
Vaak probeert men de beste plek te bemachtigen om een veronderstelde superioriteit boven de rest bevestigd te zien. In werkelijkheid is dit gevecht om de beste plekken schadelijk voor de gemeenschap, zowel voor de wereldlijke als de gelovige gemeenschap. Want het schaadt de broederschap.
We kennen allemaal van die mensen: klimmers, die altijd bezig zijn met omhoog klimmen… Ze brengen de broederschap schade toe. Bij het voltrekken van dit gebeuren, vertelt Jezus twee korte gelijkenissen.
De eerste gelijkenis is gericht op degenen die zijn uitgenodigd voor de maaltijd. Zij worden opgeroepen om niet de beste plek te bezetten. Want, zegt Hij, “het zou kunnen zijn, dat er door hem iemand is uitgenodigd die voornamer is dan gij, en dat degene die u en hem genodigd heeft u komt zeggen: Sta uw plaats aan hem af. Dan zoudt ge vol schaamte de minste plaats moeten innemen” (vers 8-9).
Jezus leert echter om de tegenovergestelde houding aan te nemen: “Ga, wanneer ge ergens genodigd wordt, op de minste plaats aanliggen. Als degene die u heeft uitgenodigd dan komt, zal hij u zeggen: Vriend, ga wat hoger op” (vers 10).
“Het gevecht om de beste plekken is schadelijk voor de hele gemeenschap.”
- Paus Franciscus
We moeten dus niet uit eigen overweging de aandacht en het aanzien van anderen zoeken, maar het aan de ander laten om die aan ons te geven. Jezus toont ons altijd de weg van de nederigheid. We moeten de weg van de nederigheid leren!
Dat is namelijk de meest authentieke weg, die ons de kans geeft authentieke relaties aan te gaan. De ware nederigheid, niet de onoprechte nederigheid, nee. De ware nederigheid.
In de tweede gelijkenis richt Jezus zich tot degene die uitnodigt. Hij gaat in op de wijze waarop de genodigden worden uitgekozen en zegt: “Als ge een gastmaal geeft, nodig armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden uit. Gelukkig zult ge zijn, omdat zij het u niet kunnen vergelden” (vers 13-14).
Ook hier gaat Jezus volledig tegen de stroom in door als altijd de logica van God de Vader tentoon te spreiden. En Hij geeft ook de sleutel om zijn woorden te interpreteren. Wat is die sleutel? Een belofte: als je je zo zult gedragen, “zal het u vergolden worden bij de opstanding van de rechtvaardigen” (vers 14).
Dat betekent dat wie zich zo gedraagt, daar de goddelijke beloning voor krijgt. Die gaat veel verder dan de menselijke wederkerigheid: ik doe iets voor jou en ik verwacht dat jij dan iets voor me terugdoet.
Nee, dat is niet christelijk. De nederige gulheid, dat is christelijk. Want de menselijke wederkerigheid vervormt relaties meestal. De relaties worden ‘commercieel’, omdat eigenbelang gaat meespelen in een relatie die gul en gratis zou moeten zijn.
Jezus nodigt ons echter uit tot belangeloze gulheid; om de weg te openen voor een veel grotere vreugde: de vreugde om deelgenoot te zijn aan Gods liefde die ons allemaal wacht bij het hemels gastmaal.
Dat de Heilige Maagd, “het nederigste en hoogste schepsel” (Dante, Het Paradijs), ons helpt om te erkennen wie we zijn, namelijk klein, en om vreugde te vinden in het geven zonder te ontvangen. (Vert. SK)