Jheronimus Bosch was niet alleen “den duvelmakere”, maar ook een succesvolle kunstenaar die het zelfs schopte tot lid van de exclusieve Lieve-Vrouwe-Broederschap. Een nieuw boek werpt licht op het leven van de schilder en de omstandigheden waarin hij zijn wereldberoemd geworden werken maakte.
Wie aan de schilder Jheronimus Bosch denkt, denkt aan zijn voorstellingen vol krioelende figuren, helse duivels en bizarre fabelwezens. Maar Bosch wordt daarmee toch wat platgeslagen tot een curieuze zonderling met een op hol geslagen fantasie.
Dat hij naam maakte als een beroemd schilder van religieuze voorstellingen en dat zijn werken voor zijn tijdgenoten juist bol stonden van begrijpelijke en betekenisvolle beeldtaal, wordt vaak vergeten.
Kunsthistorica Loes Scholten besloot daarom onderzoek te doen naar de context waarin Bosch zijn werken maakte. De directe aanleiding daarvoor was de extra aandacht die de schilder kreeg in 2016, zijn vijfhonderdste sterfjaar. Toen bleek namelijk dat er nog veel over de schilder te weten valt te komen.
Scholten deed daarom diepgravend onderzoek naar Bosch’ werkomgeving, waarbij onder meer zijn – eveneens schilderende – familie, zijn woonhuis en werkplaats en zijn opdrachtgevers onder het vergrootglas kwamen te liggen.
Jheronimus van Aken, zoals zijn echte naam luidt, werd rond 1450 geboren in ’s-Hertogenbosch. Hij was het vierde kind van Thonis van Aken. In zekere zin stond zijn lot toen al vast, want de Van Akens waren een voorname schildersfamilie. Jheronimus leerde waarschijnlijk in het atelier van zijn vader het schildersvak.
Rond 1480 trouwde hij met Aleit Goyartsdochter van de Meervenne, een telg uit een rijke familie. Hij opende waarschijnlijk zijn eigen atelier en begon steeds meer naam te maken. Op een gegeven moment ging hij ook de artiestennaam Jheronimus Bosch hanteren.
Dat Bosch’ ster rijzende was, blijkt ook uit het feit dat hij rond het eind van het jaar 1487 toetrad tot de gezworen leden van de Illustre Lieve-Vrouwe-broederschap, een genootschap dat nu nog steeds bestaat.
Als gezworen lid van de broederschap, in 1318 opgericht ter ere van de Zoete Moeder van Den Bosch, ging er volgens Scholten een wereld voor hem open: “vanuit religieus oogpunt bevorderde het zijn zielenheil en vanuit sociaal oogpunt bevorderde het zijn status”, schrijft ze. Binnen de inner circle van de Lieve-Vrouwe-Broederschap had Bosch veel contact met de geestelijkheid, de adel en de elite van de stad: allemaal potentiële opdrachtgevers.
Een van de interessantste (mogelijke) opdrachtgevers was misschien nog wel de broederschap zelf. Zij waren onder meer in het bezit van hun eigen kapel in de Sint-Janskathedraal – de tegenwoordige Sacramentskapel – die natuurlijk rijkelijk van versieringen en kunstwerken werd voorzien. Dankzij haar gedegen onderzoek heeft Scholten onder meer kunnen achterhalen dat Jheronimus Bosch verschillende kunstvoorwerpen voor de broederschap heeft ontworpen, waaronder een lichtkroon en borduurwerk.
Er bestaat een aannemelijke kans dat hij ook een aantal luiken voor een retabel, een liturgisch kunstwerk dat vaak op of achter een altaar staat, beschilderd heeft. Helaas heeft het retabel de tand des tijds niet doorstaan. Of we ooit meer te weten zullen komen over die mogelijke ‘verloren Bosch’, blijft daarom in het ongewisse.
In een wereld waarin alles voortdurend verandert en onder druk staat, is katholieke kwaliteitsjournalistiek een uniek en kostbaar goed. Op KN.nl heeft u altijd toegang tot het laatste nieuws uit kerk en samenleving, en vindt u uitgebreide reportages en verhelderende analyses van onze gespecialiseerde redacteuren.
Voor maar € 1,40 per week leest u altijd als eerste al het moois dat KN.nl te bieden heeft, heeft u online onbeperkt toegang tot al onze artikelen én steunt u het voortbestaan van de laatste katholieke krant van Nederland.
Dus geef om katholieke kwaliteitsjournalistiek en word lid van KN Online.