Tijdens de algemene audiëntie van 16 mei sprak paus Franciscus over hoe we opnieuw bekleed worden met Christus in het doopsel.
Beste broeders en zusters, goedemorgen!
Vandaag sluiten we de reeks catecheses over het doopsel af. De geestelijke effecten van dit sacrament, dat onzichtbaar is voor de ogen maar werkzaam in het hart van degene die een nieuwe mens geworden is, worden duidelijk gemaakt door de bekleding met het witte doopkleed en door de aangestoken doopkaars.
Na het waterbad van de wedergeboorte dat in staat is om de mens naar Gods beeld te herscheppen in de ware heiligheid (vlg. Ef. 4,24), is het al sinds de eerste eeuwen een natuurlijke volgende stap om de pasgedoopten te bekleden met een nieuw, spierwit kleed dat verwijst naar de heerlijkheid van het leven geleefd in Christus en in de Heilige Geest. Het witte kleed drukt symbolisch uit wat er in het sacrament is gebeurd; het is een aankondiging van de staat van de veranderde mens in de goddelijke heerlijkheid.
Wat het bekent om opnieuw bekleed te zijn met Christus, verduidelijkt de apostel Paulus als hij uitlegt wat de deugden zijn die door de gedoopten ontwikkeld moeten worden: “Doet dat aan, als Gods heilige en geliefde uitverkorenen, tedere ontferming, goedheid, deemoed, zachtheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, als de een tegen de ander een grief heeft. Zoals de Heer u vergeven heeft, zo moet ook gij vergeven. Voegt bij dit alles de liefde als de band der volmaaktheid” (Kol. 3,12-14).
Ook het rituele ontsteken van de doopkaars aan de paaskaars verwijst naar het effect van het doopsel: “Ontvang het licht van Christus”, zegt de priester. Deze woorden herinneren eraan dat niet wij het licht zijn, maar dat Jezus Christus het licht is (Joh. 1,9; 12,46), die verrezen uit de doden de duisternis van het kwaad heeft overwonnen.
Wij zijn geroepen om zijn heerlijkheid te ontvangen! Zoals de vlam van de paaskaars licht geeft aan andere kaarsen, zo doet de liefde van de Verrezen Heer het hart van de gedoopten ontvlammen door ze te vullen met licht en warmte. Om die reden werd het doopsel in de eerste eeuwen ook wel ‘verlichting’ genoemd en de gedoopte ‘de verlichte’.
Dit is dan ook de christelijke roeping: altijd wandelen als kinderen van het licht, volhardend in het geloof. Als het om kinderen gaat, is het de taak van de ouders, samen met de peter en meter, om te zorgen dat de vlam van de genade van het doopsel gevoed blijft in hun kinderen en hen te helpen te volharden in het geloof.
De christelijke opvoeding, waar de kinderen recht op hebben, begeleidt hen geleidelijk in het leren kennen van het beeld van God in Christus. Zo zullen ze persoonlijk het geloof waarin ze zijn gedoopt kunnen onderschrijven.
De levende aanwezigheid van Christus die we in onszelf moeten bewaren, beschermen en vergroten, is een lamp die onze stappen verlicht, een licht dat richting geeft aan onze keuzes, een vlam die onze harten verwarmt als we de Heer tegemoet gaan.
En die levende aanwezigheid stelt ons in staat om degenen te helpen die die weg met ons lopen, tot aan de onafscheidelijke eenheid met Hem. Op die dag, zegt de Apokalyps, “zal er geen nacht meer zijn en zij behoeven geen licht meer van lamp of zon, want God de Heer zal over hen lichten, en zij zullen heersen in de eeuwen der eeuwen” (Ap. 22,5).
De viering van het doopsel wordt afgesloten met het bidden van het Onzevader, door de gemeenschap van Gods kinderen. De kinderen immers die zijn wedergeboren in het doopsel zullen de volheid van het geschenk van de Geest ontvangen bij het Vormsel en ze zullen deelnemen aan de Eucharistie en leren wat het betekent om je te richten tot God en Hem Vader te noemen.
Aan het einde van deze catechesereeks over het doopsel, herhaal ik voor ieder van jullie de uitnodiging die ik op de volgende wijze tot uitdrukking heb gebracht in de apostolische exhortatie Gaudete et exsultate: “Sta toe dat de genade van je doopsel vruchtbaar wordt op een weg van heiligheid. Sta toe dat alles openstaat voor God en kies daartoe voor Hem, kies steeds opnieuw voor God. Laat je niet ontmoedigen, want je hebt de kracht van de Heilige Geest om het mogelijk te maken, en de heiligheid is, uiteindelijk, de vrucht van de Heilige Geest in jouw leven (vlg. Gal. 5,22-23)” (nr. 15). (Vert. SvdB)