fbpx
<

Geef om katholieke journalistiek

doneer
Inspiratie

Zien met de ogen van het geloof

KN Redactie 20 juni 2016
image
Foto: AP

Tijdens de algemene audiëntie van 15 juni sprak paus Franciscus over barmhartigheid als licht (Lc. 18,35 – 43).

Beste broeders en zusters, goedemorgen!

Op een dag, toen Jezus in de buurt van Jericho kwam, deed Hij een wonder door aan een blinde, die langs de straat zat te bedelen, het licht in zijn ogen terug te geven (vgl. Lc. 18,35 – 43). Vandaag willen we de betekenis van dit teken proberen te vatten, want dit raakt ons ook rechtstreeks.

Plaats van eenzaamheid

De evangelist Lucas vertelt dat er een blinde aan de rand van de straat zat te bedelen (vgl v. 35). In die tijd – maar ook nog niet zo lang geleden – kon een blinde alleen leven van aalmoezen. De persoon van deze blinde vertegenwoordigt heel veel mensen, die ook vandaag nog, zich aan de kant gezet voelen, wegens een lichamelijke of andersoortige beperking.

Hij is gescheiden van de menigte, zit daar terwijl de drukdoende mensen aan hem voorbijgaan, geheel in beslag genomen door hun eigen gedachten en zoveel andere dingen… En de straat, die een plaats van ontmoeting zou kunnen zijn, wordt voor hem, integendeel, een plaats van eenzaamheid. Er trekt zo’n grote menigte aan hem voorbij… en hij is alleen.

Jericho, oase in de woestijn

Dat is een triest beeld van iemand die is buitengesloten, vooral tegen de achtergrond van de stad Jericho, de prachtige en welvarende oase in de woestijn. Wij weten dat juist Jericho de stad was, die het volk Israël aan het einde van de lange exodus uit Egypte bereikte: deze stad vertegenwoordigt de toegangspoort tot het beloofde land.

Laten we ons de woorden herinneren die Mozes sprak op dat moment: “Is in een of andere stad van het land dat de HEER uw God u schenkt, een van uw broeders tot armoede vervallen, dan moet u niet hard zijn voor uw arme broeder en uw beurs niet voor hem dichthouden. (…) Armen zullen er altijd blijven in het land; juist daarom gebied ik u: open uw beurs wijd voor uw behoeftige en arme landgenoot” (Dt. 15,7 – 11).

Een bekoring

Het contrast tussen deze aanbeveling van de Wet van God en de situatie die wordt beschreven in het Evangelie is erg opvallend: terwijl de blinde roept en Jezus aanroept, berispen de mensen hem en willen hem tot zwijgen brengen, alsof hij geen recht van spreken heeft. Zij hebben geen medelijden met hem, integendeel, zij ergeren zich aan zijn geschreeuw.

Hoe vaak, als wij deze mensen op straat zien – arme of zieke mensen, mensen die niets te eten hebben – ergeren wij ons ook. Hoe vaak, als we ons geconfronteerd zien met de vele migranten en vluchtelingen, voelen wij geen ergernis? Dat is een bekoring die we allemaal kennen. Allemaal, ik ook!

Agressie en beledigingen

Daarom spoort het Woord van God ons aan door ons eraan te herinneren dat onverschilligheid en vijandigheid ons blind en doof maken, en het ons onmogelijk maken om onze broeders te zien en in hen de Heer de herkennen.

Onverschilligheid en vijandigheid, die soms ook veranderen in agressie en beledigingen: “Schop ze toch allemaal het land uit!”, “Breng ze ergens anders naar toe!”. Dit soort agressie vertoonden de mensen toen de blinde aan het roepen was: “Ga toch weg jij, hou je mond, hou op met roepen.”

Bevrijding, redding!

We moeten hier wijzen op een interessante bijzonderheid. De evangelist vertelt dat iemand uit de menigte aan de blinde de reden uitlegt, waarom al die mensen verzameld waren: “Jezus, de Nazoreeër komt hierlangs!” (v. 37).

Voor het voorbij komen van Jezus wordt hetzelfde werkwoord gebruikt als wanneer er in het boek Exodus wordt gesproken over het voorbij komen van de Engel des Verderfs, die de Israëlieten spaart in Egypte (vgl Ex. 12,23). Dat is de “voorbijgang” van het Pascha, het begin van de bevrijding: als Jezus voorbij gaat, betekent dat altijd bevrijding, redding!

Voor de blinde was het dus alsof hem zijn eigen Pascha werd aangekondigd. Zonder zich te laten intimideren, roept de blinde nog vaker om Jezus, omdat hij hem herkent als de Zoon van David, de lang verwachte Messias, die volgens de profeet Jesaja de ogen van de blinden zou openen (vgl. Js. 35,5). In tegenstelling tot de menigte ziet deze blinde met de ogen van het geloof.

Een krachtig effect

Dankzij dat geloof heeft zijn smeekgebed een krachtig effect. Want inderdaad, toen Hij hem hoorde, “bleef Jezus staan en gaf opdracht de man bij hem te brengen” (v. 40). Door zo te handelen haalt Jezus de blinde weg van de straatkant en plaatst hem in het centrum van de belangstelling van zijn leerlingen en van de menigte.

Daar moeten ook wij aan denken, dat toen wij in moeilijke situaties waren, ook zondige situaties, dat het dan juist Jezus was die ons bij de hand nam en ons van de rand van de straat weghaalde en ons redding bracht.

Zo vindt er dan een dubbele “voorbijgang” of ”Pascha” plaats. Ten eerste: de mensen hadden een goed bericht doorgegeven aan de blinde, maar zij wilden niets met hem te maken hebben; nu dwingt Jezus iedereen om zich te realiseren dat de Blijde Boodschap betekent dat je ook de buitengeslotenen op je eigen levenspad toelaat. Ten tweede: de blinde, op zijn beurt, kon niet zien, maar zijn geloof opende hem de weg naar het heil, en hij bevindt zich te midden van al degenen die de straat op waren gelopen om Jezus te zien.

Ontmoeting met de barmhartigheid

Broeders en zusters, het voorbijkomen van de Heer is een ontmoeting met de barmhartigheid die alles en iedereen om Hem heen verenigt om ons in staat te stellen om te zien wie er steun en troost behoeft. Ook in ons leven komt Jezus voorbij; en als Jezus voorbij komt en ik ben het me bewust, dan is dat een uitnodiging om Hem dichter te naderen, om beter te zijn, om een beter christen te zijn, om Jezus te volgen.

Jezus richt zich tot de blinde en vraagt hem: ”Wat wilt u dat ik voor u doe?” (v. 41). Die woorden van Jezus zijn indrukwekkend: de Zoon van God staat nu tegenover de blinde als een nederige dienaar. Hij, Jezus, God, zegt: “Wat wilt u dat ik voor u doe? Hoe wilt u dat ik u dien?” God maakt zichzelf tot dienaar van de zondige mens.

En de blinde antwoordt Jezus terwijl hij Hem nu niet meer “Zoon van David”, noemt maar “Heer”, de titel die de Kerk vanaf het begin gebruikt voor de Verrezen Jezus. De blinde vraagt om weer te kunnen zien en zijn wens wordt verhoord: “Kijk me aan! Uw vertrouwen is uw redding” (v. 42). Hij heeft zijn geloof getoond door om Jezus te roepen en Hem absoluut te willen ontmoeten, en dat heeft Hem het geschenk van het heil gebracht. Dankzij het geloof kan hij nu zien, en vooral, hij voelt zich bemind door Jezus.

Een tweede wonder

Daarom eindigt het verhaal met de vermelding “en hij volgde Hem, terwijl hij God verheerlijkte” (v. 43): hij wordt leerling. Van bedelaar tot leerling: dat is de weg die ook wij moeten afleggen; wij zijn allemaal bedelaars, allemaal. Wij hebben altijd redding nodig. En wij allemaal moeten elke dag die stap maken, van bedelaars naar leerlingen.

En zo loopt de blinde achter Jezus aan om deel uit te gaan maken van zijn gemeenschap. Degene die zij tot zwijgen wilden brengen, getuigt nu luid van zijn ontmoeting met Jezus van Nazareth, en “heel het volk zag het en prees God” (v. 43).

Er gebeurt dus een tweede wonder: door wat de blinde is overkomen, zien de andere mensen uiteindelijk ook. Hetzelfde licht verlicht allen en verenigt hen in een lofprijzing.

De wondere werken van Jezus’ barmhartige liefde

Zo stort Jezus zijn barmhartigheid uit over allen die hem ontmoeten: Hij roept hen, laat hen tot zich komen, brengt hen bij elkaar, geneest hen en verlicht hen, zodat een nieuw volk wordt geschapen dat de wondere werken van zijn barmhartige liefde viert.

Laten wij ons ook door Jezus laten roepen, ons door hem laten genezen, door hem laten vergeven, en laten we achter Jezus aan gaan, terwijl we God loven. Zo zij het! (Vert. BR)