Op veel plaatsen in België is het traditie om je huisdier op Dierendag te laten zegenen. In Brussel gaf pater Defoort allerhande viervoeters de zegen: “Huisdieren brengen mensen samen.”
De afgelopen vijf jaar heeft pater Walbert Defoort alle mogelijke dieren besprenkeld met zijn wijwaterkwast: van honden en katten tot slangen en chinchilla’s. Ook afgelopen Dierendag stond hij, ondanks het coronavirus, op het Brusselse Vossenplein om alles met een vacht, veren of schubben te zegenen.
“De kapucijnen doen dat sinds 1932 op het feest van Sint Franciscus”, vertelt hij. Franciscus van Assisi is patroonheilige van de dieren vanwege zijn hart voor dier en natuur. Dat uitte hij onder meer in zijn gebeden, zoals het wereldberoemde Zonnelied, het loflied op de schepselen.
Pater Defoort schenkt tijdens de dierenzegening ook aandacht aan de heilige Franciscus. “Gewoonlijk begin ik met een gebed van Franciscus”, zegt hij.
Gezelschapsdieren zijn voor veel mensen belangrijk, meent pater Defoort: “Ik denk dat veel eenzame, vaak oudere of zieke mensen veel waarde hechten aan hun dier. Met een dier bestrijden ze de eenzaamheid.”
De dierenzegening op het Vossenplein is ook een sociaal gebeuren. “Ontmoeting is een belangrijk onderdeel van de zegening”, legt Defoort uit. “De samengekomen mensen maken kennis met elkaar aan de hand van hun dieren. Ze stellen elkaar vragen en vertellen verhalen. Op die manier brengen huisdieren mensen samen.”
De mensen laten pater Defoort hun huisdier zegenen voor bescherming en voorspoed. “Zegenen komt van benedicere, ‘het goede zeggen’”, legt Defoort uit. “Met de zegen wens ik namens God al het goede aan de dieren en de mensen.”
De dierenzegening wordt jaarlijks druk bezocht: volgens Defoort komen mensen zelfs vanuit Nederland naar Brussel om hun dier te laten zegenen. De zegening mocht ondanks de coronamaatregelen dit jaar doorgaan, maar weliswaar met veel minder dierenliefhebbers.
Ook bij de zegening werd de veiligheid in acht gehouden. “De honden hoefden geen mondkapje te dragen”, grapt Defoort, “maar de mensen wel.”