Heeft de leiding van de katholieke Kerk een deel van het Derde Geheim van Fatima achtergehouden, omdat dit haar aanklaagt?
Dat wil een hardnekkig gerucht, dat privé zelfs door Joseph Ratzinger bevestigd zou zijn. Toen in mei de getuigenis hierover van de theoloog prof. Ingo Dollinger, een vriend van Ratzinger, werd gepubliceerd, reageerde het Vaticaan hoogst ongebruikelijk met een prompte publieke ontkenning, naar eigen zeggen op last van de paus-emeritus zelf. Volgens Dollinger zou het niet-gepubliceerde deel van het geheim waarschuwen voor “een slecht concilie” en een “slechte Mis”, en zo de leiding van de Kerk zelf in een slecht daglicht stellen.
De getuigenis van Dollinger staat niet op zichzelf. De meeste geruchten van deze aard worden echter teruggevoerd op mgr. Loris Capovilla (1915-2016) de persoonlijke secretaris van Angelo Roncalli, de latere paus Johannes XXIII. Er zijn diverse getuigenissen dat deze – blijkbaar gebonden aan een zwijgplicht, en onwillig die rechtstreeks te breken – aan anderen duidelijk probeerde te maken dat een deel van het derde geheim van Fatima nog niet is gepubliceerd. Als secretaris van de toenmalige paus zou Capovilla de oorspronkelijk documenten van Lucia dos Santos (1907-2005), de overlevende zieneres van Fatima, zelf hebben gezien. De net gekozen paus Johannes XXIII zou er in augustus 1959 om hebben gevraagd, het geheim gelezen hebben, en – hoewel de voorgeschreven tijd van publicatie was aangebroken – het weer in een enveloppe hebben laten opbergen met een persoonlijk opschrift.
Bij deze getuigenissen voegt zich nu dat van Robert Moynihan, hoofdredacteur van Inside the Vatican. Toen hij in gesprek met Capovilla de vraag stelde waarom de enveloppe met opschrift van Johannes XXIII dan niet getoond is bij de presentatie van het geheim in 2000 door kardinaal Tarcisio Bertone (veertig jaar later dan de verschijning zelf zou hebben gevraagd) zou de oud-secretaris gereageerd hebben “Misschien was er nog een tweede enveloppe?”. Dat stemt overeen met de theorie dat het Derde Geheim van Fatima tweedelig is, en uit twee afzonderlijke documenten bestaat: een beschrijving van het visioen dat de zienertjes zagen en een commentaar daarop, dat inmiddels wel het ‘Vierde Geheim’ wordt genoemd, en waarin zieneres Lucia de H. Maagd woordelijk aanhaalt. Hierin zou de voorspelling voorkomen dat de “grote afvalligheid in de Kerk aan de top” zal beginnen. Dit zou het achtergehouden deel van het geheim zijn.
Mgr. Capovilla had volgens Moynihan “duidelijk enige aarzeling om zich definitief over het onderwerp van de brief uit te laten, alsof hem gevraagd was dat niet te doen door een of andere hogere autoriteit. Zoals ik hem begrepen had, deed hij me de suggestie dat er een andere versie van het Derde Geheim bestond, een versie die verschilde van die onthuld en gepubliceerd was (in 2000) maar dat hij dat niet zo duidelijk en categorisch wilde verklaren.” Om die reden zag Moynihan er vanaf erover te publiceren. “Het scheen allemaal te onzeker.”
Nog in mei dit jaar legde de 93-jarige Alice von Hildebrand een verklaring af over herinneringen uit de jaren zestig, die erop duiden dat toen al in Vaticaanse kringen geruchten de ronde deden over de voor de Kerk weinig vleiende woorden die in het niet-gepubliceerde Derde Geheim zouden voorkomen. (KN/Inside the Vatican/OnePeterFive.com)