Volgens het Hooggerechtshof van de Pakistaanse provincie Sindh is het huwelijk van het veertienjarige meisje Huma Younus geldig. De katholieke Younus was ontvoerd, en gedwongen te trouwen met de man die haar zowel ontvoerde als verkrachtte. Ook werd zij gedwongen zich tot de islam te bekeren.
Dit meldt Kerk in Nood. “Opnieuw is het recht verslagen en heeft onze staat zich niet in staat getoond om christenen als Pakistaanse burgers te behandelen”, zei Huma’s moeder Nagheena Younus tegen de hulporganisatie.
Het Hof besloot dat Huma’s huwelijk met haar ontvoerder geldig is, ondanks het feit dat zij nog minderjarig is. Het beriep zich daarbij op de islamitische wet, de sharia. Die bepaalt dat een meisje dat haar eerste menstruatie heeft gehad, kan trouwen.
De wet tegen kindhuwelijken, die in 2014 in Sindh werd ingevoerd, zou daar ondergeschikt aan zijn.
Op 4 maart staat een volgende zitting gepland in de zaak.
Ook als dan aangetoond wordt dat Younus minderjarig is, kan door het huidige besluit geen straf meer worden opgelegd voor ontvoering en gedwongen huwelijk, schrijft Kerk in Nood. Wel hoopt haar advocaat dat zij dan bij haar verkrachter kan worden weggehaald en in een opvanghuis voor vrouwen kan worden geplaatst.
Huma Younus werd in oktober 2019 verkracht in een buitenwijk van de stad Karachi. Haar verkrachter, de moslim Abdul Jabbar, nam haar mee naar de provincie Punjab. Hij dwong het meisje met geweld om zich tot de islam te bekeren en met hem te trouwen.
Naar schatting van mensenrechtenorganisaties worden in Pakistan jaarlijks duizend minderjarige meisjes ontvoerd, verkracht en gedwongen tot de islam bekeerd.
Dat de zaak van Huma Younus voor het Hooggerechtshof kwam, was hoogst uitzonderlijk. Een positieve uitspraak zou een precedent scheppen voor duizenden meisjes in dezelfde situatie.
Advocate Tabassum Yousaf zei tegen Kerk in Nood: “We hoopten dat de Sindh Child Marriage Restraint Act in deze zaak voor het eerst had kunnen worden toegepast. Maar blijkbaar zijn deze wetten in Pakistan alleen geformuleerd en goedgekeurd om het imago van het land ten overstaan van de internationale gemeenschap te verbeteren, om ontwikkelingsgelden te vragen en om vrijelijk Pakistaanse producten te verhandelen op de Europese markt.”