Paus Franciscus vraagt van vrouwenordes die in clausuur leven, een grotere gerichtheid op de wereld.
Het leven in gebed en contemplatie mag niet als een “terugtrekken in zichzelf” worden beleefd, maar moet de “gehele mensheid omarmen”, aldus een pauselijk schrijven dat het Vaticaan vandaag heeft gepubliceerd. De zusters zouden bijvoorbeeld voor gevangenen, vluchtelingen, vervolgden en werkelozen moeten bidden, aldus Franciscus. Tegelijkertijd benadrukt de paus de onontbeerlijkheid van contemplatieve orden. Zij zijn een profetisch teken voor alle christenen.
Tot de bekendste contemplatieve orden horen zo de karmelietessen of clarissen. Zij leven streng afgeschermd van de buitenwereld in hun kloosters, die ze slechts bij uitzondering mogen verlaten. Het kerkrecht kent vier verschillende strenge vormen van clausuur. Contemplatieve orden moeten zich in de toekomst uitspreken voor een van de vier vormen. Binnen een orde kunnen er echter volgens de constitutie meerdere graden bestaan
De zogenaamde apostolische constitutie van Franciscus draagt de Latijnse titel Vultum Dei Quaerere – ‘Het zoeken naar het Gelaat van God’. Met het schrijven wil de paus recht doen aan de leer van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) in een veranderde sociale en culturele context. Het laatste wettelijke raamwerk van dien aard dateert van 1950.
Franciscus keert zich in de constitutie tegen het streven het aantal kloosterlingen tegen iedere prijs te bewaren. “Absoluut vermeden moet het rekruteren van kandidaten uit andere landen vermeden worden met als enige zin het eigen klooster in stand te houden”, aldus de tekst.
In de 25 bladzijden van de constitutie gaat de paus in op twaalf punten van het leven van de orde. Buiten de clausuur zijn dit vorming, gebed, de rol van Bijbelteksten, de eucharistie en de biecht, gemeenschapsleven, autonomie, werk, stilte, communicatiemiddelen en ascese. Contemplatieve vrouwenorden moeten zich voortaan uitspreken voor een van de vier vormen van clausuur.
Franciscus benadrukt de autonomie van de kloosters. Daarbij zou het niet alleen om een kerkrechtelijke status gaan; nodig is daarnaast een “echte autonomie van het leven”. Voorwaarde daarvoor is een minimumaantal van kloosterlingen in een klooster. Verdere voorwaarden zijn dat er geen overmatige vergrijzing is en zowel de waardigheid van het liturgische leven als het vermogen tot economisch overleven veiliggesteld kunnen worden. Anders moeten volgens de paus commissies uit de plaatselijke Kerk, van het Vaticaan en de kloosterleiding oplossingen voor het betreffende klooster zoeken. Tegelijk legde de paus vast dat in de toekomst elk klooster bij een federatie moet horen.
Alle tot nu toe geldige voorschriften of eerder bepalingen over het kloosterleven die strijdig zijn met de nieuwe constitutie, heeft Franciscus opgeheven. (KN/KNA)