Al bijna 10.000 levenloos geboren kinderen zijn geregistreerd in het bevolkingsregister, in de eerste vier maanden na de wetswijziging die dat mogelijk maakte. Dat blijkt uit een inventarisatie van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Daarnaast is bij ziekenhuizen en uitvaartondernemingen een toenemende bewustwording van het belang om het verdriet van de ouders te erkennen.
Vroeger werden de doodgeborenen weggehouden bij de ouders en werd het verdriet weggestopt. Het zou beter zijn wanneer ouders zich niet emotioneel aan het kind hechtten.
In deze opvatting is de afgelopen jaren een kentering gekomen. De ongeborenen krijgen soms een naam en kunnen worden geregistreerd na bijvoorbeeld een miskraam of een abortus, zelfs als zij al jaren geleden zijn overleden.
“De registratie haalt het verdriet natuurlijk niet weg”, zegt Miriam van Kreij van Miskraambegeleiding Nederland in de Volkskrant. “Maar het besef is gegroeid dat het beter is om juist wel afscheid te nemen, met rituelen en aandacht.”
Volgens de wet moet iemand worden begraven of gecremeerd na een zwangerschap vanaf 24 weken, of als het kindje langer dan 24 uur heeft geleefd. Meestal werd het kindje samen met ‘lotgenootjes’ gecremeerd ‘in stilte’, dus zonder familie en vrienden.
Vroeger werd er vervolgens ook niet meer over gesproken. Volgens Van der Kreij hebben tegenwoordig steeds meer ouders behoefte aan een afscheidsceremonie met familie en vrienden. Hiermee krijgt het kind een “plek in de sociale omgeving”. Er kan later nog over gesproken worden en het verdriet mag er zijn.
Aan de behoeften van ouders tijdens hun rouwproces wordt steeds meer voldaan. Ziekenhuizen maken bijna allemaal een voet- en handafdruk van voldragen doodgeboren kinderen. Als dat niet mogelijk is, krijgen ouders vaak een echofoto mee als tastbaar aandenken.
Verschillende uitvaartondernemingen hebben gedenkplekken, gedenkveldjes en monumenten op begraafplaatsen en bij crematoria. En hiermee krijgen de doodgeborenen “een zichtbare plek in het leven”.