Het Vaticaan laat aan KN weten dat de bepaling over de Vrouwe van Alle Volkeren uit 1974 nog steeds geldt. De devotie is volgens de Heilige Stoel gebaseerd op verschijningen waarvan de bovennatuurlijkheid niet bewezen wordt geacht.
De discussie over de devotie tot de Vrouwe van alle Volkeren laaide recent weer op, nadat er in de media berichten verschenen dat de Congregatie voor de Geloofsleer een brief zou hebben gestuurd aan de Familie van Maria in Rome. Die congregatie houdt de devotie levend sinds het overlijden van zieneres Ida Peerdeman in 1996.
In die brief zou de Congregatie hebben geschreven dat het verspreiden van de afbeelding en het gebed tot de Vrouwe van alle Volkeren verboden is.
Maar de Congregatie heeft een dergelijke brief echter nooit verstuurd, zo wordt bevestigd aan KN.
Wel wordt beaamd dat de Congregatie in het verleden gecorrespondeerd heeft met individuen en instituten die om opheldering vroegen over de devotie tot de Vrouwe van alle Volkeren.
Wat de Heilige Stoel betreft, geldt nog altijd het oordeel van de Congregatie uit 1974. In dat jaar liet de Congregatie aan het bisdom Haarlem weten dat er wat de verschijningen betreft, een non constat de supernaturalitate gold, zoals in 1956 na onderzoek bevestigd werd door de toenmalige bisschop van Haarlem, Johannes Huibers. Ofwel de bovennatuurlijkheid van de verschijningen werd niet bewezen geacht.
“Daar is niets aan veranderd”, laat men nu weten.
Tussen 1945 en 1956 verscheen Maria volgens zieneres Ida Peerdeman 56 keer aan haar. Bij die verschijningen zou Maria aan Peerdeman hebben gevraagd om een brief te sturen aan de paus met het verzoek een vijfde Mariadogma af te kondigen over haar rol als ‘Medeverlosseres, Middelares en Voorspreekster’.
In 1956 onderzocht de toenmalig bisschop van Haarlem, Johannes Huibers, de verschijningen. Hij liet het Vaticaan destijds weten dat die niet bewezen konden worden.
Een jaar later prees de Congregatie in een brief “de zorgvuldigheid en de pastorale zorg” van de bisschop en “keurde de maatregelen goed”. Die maatregelen kwamen neer op het verbieden van de afbeelding van de Vrouwe van alle Volkeren en een verbod op het verspreiden van geschriften die de verschijningen als echt aanmerkten.
Na een verzoek van toenmalig bisschop van Haarlem Theodorus Zwartkruis, bekeek de Congregatie de zaak in 1972 opnieuw en kwam tot dezelfde conclusie.
In 1974 werd zoals gezegd opnieuw een oordeel geveld, waarbij gelovigen ook werden opgeroepen “om hun devotie tot de Heilige Maagd, Koningin van het Universum, uit te drukken middels door de Kerk erkende en aanbevolen vormen”.
Wat de Heilige Stoel betreft, is er sindsdien dus niets veranderd. In de tussentijd verspreidden zich echter verhalen dat het Vaticaan meer ruimte zou laten voor de devotie. Dit leidde ertoe dat bisschop Bomers van Haarlem in 1996 de publieke verering van de afbeelding van de Vrouwe van alle Volkeren toestond. Volgens Bomers gebeurde dat na nieuw overleg met de Congregatie voor de Geloofsleer.
Als dit overleg al heeft plaatsgevonden, kan de bisschop de publieke verering zeker niet enkel op die basis hebben toegestaan, zegt men bij de Congregatie. Want: “Dat is gebeurd op initiatief van de bisschop, zonder toestemming van het dicasterie.”
In 2002 ging de nieuwe bisschop van Haarlem, Jos Punt, er zelfs toe over om de bovennatuurlijkheid van de verschijningen te erkennen. Ook nu weer zonder toestemming van de Congregatie voor de Geloofsleer.
In juli van dit jaar kwam de discussie over de devotie weer naar boven. Op enkele blogs circuleerde een brief van mgr. Joseph Spiteri, de apostolisch nuntius van Libanon (waar de devotie ook wijdverspreid is), gericht aan de patriarch van Antiochië, Béchara Boutros Raï.
In die brief herhaalt Spiteri de officiële positie van de Kerk inzake de verschijningen: “Er moet niet bijgedragen worden aan de verspreiding en de verering van Maria als Vrouwe van alle Volkeren.” Dit tot ongenoegen van talloze gelovigen.
De Congregatie voor de Geloofsleer heeft tot nu toe nooit een nieuwe verklaring over de Vrouwe van alle Volkeren willen publiceren. Toch sluit ze niet uit dat alsnog te doen, aangezien de kwestie tot verdeeldheid blijft leiden in de Kerk.
Zoals altijd stelt de Heilige Stoel zich bij voorkeur terughoudend op ten overstaan van dergelijke onverklaarbare verschijningen. Die leiden vaak tot volksdevotie, maar blijken meestal de vrucht te zijn van individuele interpretaties of te worden gebruikt voor eigen gewin.
Om die reden kwam het Vaticaan in 1978 met nieuwe normen om verschijningen te kunnen beoordelen. Daarin staat dat de lokale bisschop op eigen initiatief een onderzoek kan beginnen, maar dat de nationale bisschoppenconferentie betrokken moet worden als de verschijningen van nationaal belang worden.
De Heilige Stoel kan een oordeel vellen op verzoek van de lokale bisschop, op verzoek van gelovigen of op eigen initiatief. Het Vaticaan onderzoekt in dat geval de persoon van de ziener of zieneres, eventuele pogingen tot eigen gewin, of de verschijning leidt tot een gezonde devotie onder gelovigen en of er sprake is van leerstellige fouten met betrekking tot God en de Maagd Maria.
Het bisdom Haarlem-Amsterdam laat desgevraagd weten eerst contact met de Congregatie voor de Geloofsleer te zullen hebben, alvorens met een reactie te komen.
(Vertaling Susanne Kurstjens)