Heeft kardinaal Sarah op eigen houtje een liturgische hervorming geprobeerd door te voeren?
Die vraag wordt opgeroepen door de opmerkelijke verklaring van het Vaticaan van afgelopen maandag naar aanleiding van een lezing van de prefect voor de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst. Hij hield deze vorige week tijdens een meerdaags liturgisch congres in Londen. Het congres hield zich bezig met het conciliedocument Sacrosanctum Concilium van het Tweede Vaticaans Concilie over de liturgie en of de naconciliaire liturgiehervormingen beantwoordden aan de intenties van de concilievaders.
In zijn toespraak onderstreepte Sarah opnieuw het belang van het vieren van de Eucharistie ‘ad orientem’ (naar het Oosten) ook wel ‘ad Dominum’ (naar de Heer) genoemd. In het Nederlands spraakgebruik wordt dat ook wel ‘met de rug naar het volk’ genoemd, alsof de gelovigen van minder belang zouden zijn.
Concrete aanleiding voor de Vaticaanse verklaring is “onjuiste interpretatie” in de media dat er “vanaf komende Advent” “nieuwe liturgische directieven” te verwachten zouden zijn. Dat wordt door de heilige Stoel tegengesproken.
De gewraakte passage uit Sarahs lezing luidt: “Ik vraag jullie [priesters –kn] nederig en broederlijk dit [vieren ad orientem -kn] waar mogelijk in praktijk te brengen, met prudentie en de noodzakelijk catechese, maar ook met het herderlijk vertrouwen dat dit goed is voor de Kerk en voor onze mensen. Uw eigen pastorale oordeel bepaalt hoe en wanneer dit mogelijk is, misschien is het, beginnend op de eerste zondag van de komende Advent, een erg goede tijd om dit te doen.”
