In een onlangs verschenen interviewboek gaat kardinaal Wim Eijk in op de situatie van de Nederlandse Kerk. Het boek van de Italiaanse journalist Andrea Galli biedt ook een biografie van de kardinaal.
In het boek, met als titel Dio vive in Olanda (God leeft in Nederland), maakt Eijk een analyse van de situatie van de Kerk in Nederland, die een volgens de kardinaal een ongekende geloofscrisis doormaakt.
Al in de jaren veertig van de vorige eeuw was er in Nederland sprake van “vermoeidheid van het pastoraat”. Enkele leken en priesters merkten in 1947 al dat “de band tussen katholieken en de Kerk niet meer gebaseerd was op de inhoud van het geloof, maar een band was van sociale aard”.
Het geloof werd volgens Eijk gezien als “een geheel van geboden en een systeem van abstracte waarheden”, die het dagelijks leven niet beïnvloedden.
Het leidde er volgens de kardinaal toe dat men katholiek was “om redenen van sociale verbondenheid, omdat men opgroeide in katholieke structuren, niet op basis van een beleefd geloof”.
De Nederlandse Kerk was hierdoor kwetsbaar voor de culturele veranderingen van de jaren zestig, aldus Eijk.
“In dat decennium nam de rijkdom per hoofd van de bevolking snel toe, waardoor mensen zelfstandig en dus onafhankelijk van elkaar konden leven. Het was een grote duw voor de individualistische cultuur, die later hyper-individualistisch werd.”
Dat leidde er volgens Eijk toe dat steeds minder mensen zich verbonden voelden met de Kerk.
Eijk spreekt ook over het Tweede Vaticaans Concilie, dat de Kerk onder meer moest openen voor de maatschappij. Een proces dat volgens de kardinaal plaats heeft gevonden, maar niet wederzijds was. “De maatschappij heeft zich niet geopend voor de Kerk. Integendeel, ze heeft haar verbannen uit het publieke leven.”
De Kerk zal pas na het “op orde maken van het eigen huis” echt in staat zijn om de wereld te evangeliseren, aldus de kardinaal.
De kardinaal spreekt ook over het gevaar van een schisma in de huidige Kerk, waar sommigen voor waarschuwen. Hij denkt niet dat snel het geval zal zijn. “Ik denk juist dat hetgeen wat in Nederland heeft plaatsgevonden, ook in veel andere delen van de wereld plaats zal vinden.”
Toch toont Eijk zich hoopvol over de toekomst van de Nederlandse Kerk. “In Nederland zijn degenen die geloven, bidden en een persoonlijke relatie met Christus hebben, achtergebleven.”
Het vormt volgens de kardinaal een “kleine rest” gelovigen, een heropleving van het geloof die anders is dan wat zich in het verleden afspeelde.