Na Syrië is Venezuela het land met de grootste vluchtelingenproblematiek: 18 procent van de bevolking verliet het land vanwege honger, armoede en politieke repressie. Dat trekt diepe sporen, soms dwars door gezinnen heen.
In Katholiek Nieuwsblad is er deze week uitgebreid aandacht voor dit fenomeen.
Freelance-journalist Briggileet Loaiza maakte een reportage vanuit Caracas, waarbij ze in gesprek ging met Andrea, een moeder van twee kinderen. Haar man emigreerde enkele jaren geleden naar Colombia.
“Mijn jongste zoon was net geboren en we aten maar een keer per dag, zodat onze oudste drie keer kon eten. Het maakt een moeder wanhopig, maar huilen lost niets op, zeker niet met kleine kinderen. Daarom zei ik tegen mijn man dat zijn vertrek het beste was”, vertelt Andrea.
Ze wil na de coronacrisis met haar kinderen naar Colombia vluchten, waar haar man al werkt. “Ik wilde niet gaan, maar ik zie dat de kinderen het nodig hebben om op te groeien bij hun vader. Dat is in Venezuela niet mogelijk.”
De redenen voor mensen om Venezuela te verlaten, zijn met de tijd veranderd. In eerste instantie ging het om persoonlijke onveiligheid; mensen vluchtten voor misdaad, ontvoeringen of moorden.
Ook de juridische onveiligheid als gevolg van het regeringsbeleid speelde een rol. Het ging daarbij om politieke vervolging, bedreigingen en onteigening van privébedrijven en grond, vertelt Claudia Vargas Ribas in Katholiek Nieuwsblad.
Volgens de sociologe en universiteitsdocente waren de gevluchte Venezolanen in meerderheid professionals of technici, die gemiddeld tot hoger opgeleid waren.
Zij hadden wat geld, waardoor ze hun emigratie konden plannen en werk konden vinden in hun eigen vakgebied. Het was de tijd waarin het aantal aanvragen voor politiek asiel toenam, vertelt Vargas.
Maar de daling van de olieprijzen, het koopkrachtverlies, het tekort aan voedsel en medicijnen, de crisissituatie in ziekenhuizen en de politiek-maatschappelijke situatie maakten de crisis erger.
Daarop begonnen Venezolanen uit alle sociale lagen te emigreren. Ze trokken vooral naar andere Latijns-Amerikaanse landen, waar ze werk zochten om basisbehoeftes zoals voedsel, kleding en medicijnen te kunnen kopen
>>Lees de complete reportage in KN van deze week