Terwijl Libanon onder talrijke crises lijkt te bezwijken, zijn de politieke elites in het land het vrijwel nergens over eens. Het enige dat ze gemeen hebben, is angst voor het volk, dat een einde aan de endemische corruptie en impasse eist.
Is het voorstelbaar dat een staat zelfmoord pleegt? De vraag heeft aan urgentie voor wie de ontwikkelingen in Libanon volgt. Al decennia zit de rot diep verankerd in het Libanese politieke systeem, waar politici vaak opereren als maffiabazen die de staat runnen als ware die hun privébezit. Wat overigens niet zo vreemd is: veel voormalige warlords die hun handen vuil maakten tijdens de Libanese burgeroorlog werden na de beëindiging daarvan politici.
Op 22 oktober 1989 werd het verdrag van Taif getekend, het begin van het einde van de Libanese burgeroorlog. Er werden constitutionele hervormingen beloofd en buurland Syrië werd opgeroepen om zich binnen twee jaar terug te trekken uit Libanon. Dat dit laatste pas gebeurde in 2005, na de moord op Rafiq al-Hariri, zegt voldoende over de mate waarin de bepalingen van Taif werden nageleefd.
Het verdrag institutionaliseerde de sektarische scheidslijnen in Libanon. Bepaald werd dat de president van het land altijd een maronitische christen zou zijn, de premier een soennitisch moslims en de parlementsvoorzitter een sjiitische moslim. Van de 128 parlementszetels werd de helft gereserveerd voor christenen, de andere helft voor moslims.
Dit weerspiegelde in 1989 inderdaad de samenstelling van de Libanese bevolking, maar ruim dertig jaar later is de situatie gewijzigd. Optimisten stellen dat momenteel zo’n 38 procent van de bevolking christen is, maar er zijn analisten die dit percentage lager inschatten. Niet voor niets hield paus Franciscus onlangs een bezinningsdag met de leiders van alle Kerken in het land, waar werd nagedacht over de talrijke crises die het land teisteren.
Het sektarische fundament dat de Libanese samenleving door het verdrag van Taif kreeg, is verantwoordelijk voor veel problemen die het land teisteren. Het lijkt een kwestie van tijd voor het verdrag wordt aangepast of opgeheven. Dit zal echter het politieke gewicht van de Libanese christenen nog verder verlagen.
De moord op voormalig premier Rafiq al-Hariri in 2005 is nooit echt opgelost. Een speciaal tribunaal in Den Haag, dat honderden miljoenen dollars heeft gekost, leidde eveneens tot niets. Syrië en de Libanese sjiietische Hezbollah-beweging waren vanaf het begin de hoofdverdachten, maar dit bleek moeilijk te bewijzen.
De moord op al-Hariri vormde slechts een schakel in een lange rij van politiek gemotiveerde moorden die nog altijd met de regelmaat van de klok plaatsvinden. Libanon is op papier een democratische rechtstaat, maar de realiteit blijkt weerbarstiger. Voor de meeste politieke moorden zijn nooit daders opgepakt en berecht, wat de beangstigende wetteloosheid in het land illustreert.
De verwoestende explosie in augustus vorig jaar in de haven van Beiroet zal in dezelfde categorie van straffeloosheid belanden. Er heerst een algemene politiek onwil om een – internationaal – onderzoek op te starten naar de hoofdverantwoordelijken voor deze explosie.
Op het moment van die explosie bevond Libanon zich al in een zware financiële en economische crisis, die in oktober 2019 tot een protestbeweging had geleid. Demonstranten uit alle religieuze stromingen in het land eisten het vertrek van hun politieke leiders en een eind aan de epidemische corruptie. Rafiqs zoon Saad al-Hariri besloot af te treden als premier, de kleurloze Hassan Diab volgde hem op. Diab op zijn beurt vertrok na het drama in de haven van Beiroet en sindsdien zit Libanon zonder regering.
Dat de crisis in Libanon bijna apocalyptische vormen aannam kon de politici niet deren. Sinds oktober 2019 verloor de Libanese munt nog eens 90 procent van zijn waarde ten opzichte van de dollar. De middenklasse is hierdoor tot de bedelstaf gebracht. Dit ging gepaard met een gierende inflatie, prijsverhogingen door het wegvallen van subsidies en massale werkeloosheid.
Een lening van het Internationale Monetaire Fonds (IMF) had verlichting kunnen brengen, maar het IMF verbindt daar de eis tot structurele hervormingen aan. Een voorwaarde die de Libanese politici vierkant van de hand wezen.
De huidige crisis kent vele facetten en was al jaren in de maak. De situatie in Libanon was als een modderstroom: aanvankelijk beheersbaar, is ze buiten ieders controle geraakt en sleurt ze alles mee wat op haar pad komt.
Al sinds het verdrag van Taif zijn parlementsverkiezingen in Libanon bij voortduring uitgesteld, regeringsformaties slepen zich, zoals nu, eindeloos voort en het land zat soms jaren zonder president omdat de partijen het niet eens konden worden over de kandidaat. De volgende verkiezingen staan gepland voor mei 2022, wat in de huidige crisissituatie nog ver weg is.
De Franse minister van buitenlandse zaken Jean-Yves le Drian dreigde al dat uitstel tot zware internationale repercussies zou leiden, maar eerdere Franse dreigementen maakten nooit enige indruk op de politieke elites in Beiroet.
Nieuw is wel dat de protestbeweging van oktober 2019 zich georganiseerd heeft in een politieke partij die Taqaddum heet, ‘vooruitgang’. Taqaddum wil de politieke patstelling doorbreken en ziet zichzelf als een niet-ideologisch platform dat zoveel mogelijk stromingen en bewegingen wil samenbrengen.
Taqaddum stelt dat ze ten strijde trekt tegen de gevestigde partijen die Libanon gijzelen. Wat echter veel meer in het oog springt, is de doelstelling om de illegale aanwezigheid van wapens te beëindigen. In Libanon begreep iedereen dat hiermee Hezbollah werd bedoeld.
In de zomer van 2006 brak er een oorlog uit tussen Israël en de Libanese Hezbollah nadat deze een aantal Israëlische soldaten had gekidnapt en vermoord. Onder internationale druk werd de oorlog beëindigd. De Arabische perceptie was dat het machtige Israël deze oorlog verloren had en Hezbollah was populairder dan ooit. De beweging claimde de oorlog te hebben gewonnen, maar Libanon als geheel betaalde hiervoor een hoge prijs.
De VN-Veiligheidsraad nam in augustus 2006 resolutie 1701. Die bepaalde dat alle wapens in Libanon in handen moeten zijn van het leger en dat alle andere groepen in het land hun wapens moeten inleveren. Resolutie 1701 is echter nooit uitgevoerd, zonder dat dit tot internationaal protesten of sancties leidde. Dat versterkte bij Hezbollah het idee dat het door kon gaan met zich te bewapenen.
Toen er in het voorjaar van 2008 in politiek Beiroet toch gediscussiëerd werd over de wapens van Hezbollah, gebruikte de beweging in mei van dat jaar die wapens om de controle te krijgen over de straten van Beiroet. Het leek op een coup door een gewapende groepering die het leger militair al lang overvleugeld had.
Hezbollah werd wel een staat binnen de Libanese staat genoemd, maar cynici beweren dat Libanon eerder een staat binnen de Hezbollah-staat vormt. De militie beschikt over ruim 150.000 raketten en is hiermee beter bewapend dan het Libanese leger.
Er is Hezbollah daarom waarschijnlijk alles aan gelegen om de verkiezingen van mei volgend jaar te dwarsbomen. Net zoals trouwens het hele establishment in Libanon. Dat is het over vrijwel niets eens, maar heeft één ding gemeen: de vrees voor het Libanese volk.