Een katholieke man zei me onlangs voor me te gaan bidden. Het was een reactie op een column die ik schreef waar hij het mee oneens was. Hij is een van die types die je nooit hoort, die niet zeggen voor je te zullen bidden als je schrijft over je angsten, twijfels, gebroken harten, nee: pas als ze het met je oneens zijn, laten ze van zich horen – en dan gaan ze ook nog eens voor je bidden.
Onlangs heb ik EMDR-therapie gevolgd omdat ik, ik heb er al eerder op gehint, last heb (of had?) van driftbuien. Vaak hebben die te maken met de toon van de ander: neerbuigend, me niet serieus nemend. Ik kan er zo tien voorbeelden van noemen uit de afgelopen twee jaar. Pas als de ander schrok en inbond, en ik dus in feite het hiërarchische conflict gewonnen had, bond ik zelf in.
Dan kwamen het schuldgevoel en de schaamte, maar ook: de trots. Ik liet immers niet over me heen lopen. Dat was ook nodig, in een thuissituatie met twee oudere broers en een vader (en zelfs een grootvader) met dezelfde tekortkoming, in een dorp waar mannelijkheid gedefinieerd werd door drugs en vechten (over toxische mannelijkheid gesproken). Enfin, ik leerde door schade en schaamte heen dat het juist niet iets is om trots op te zijn – het is een trauma dat aangepakt moet worden. Dus dat deed ik. En het werkte.
“Je kunt iemand niet verbieden om voor je te bidden. Toch deed ik dat”
Totdat iemand me zei voor me te gaan bidden en een ander me, naar aanleiding van diezelfde column, “broeder” noemde. Toen ging alles weer op zwart en leken die honderden euro’s weggegooid geld.
‘Ik bid voor je’ is in deze context een hiërarchische uitspraak, zoals het begrip tolerantie dat ook is. Iemand die tolereert, staat boven het (en de) getolereerde. Het is precies die toon die de snaar van de drift in me raakt. De ander plaatst zich boven me. Hij staat dichter bij de leer, dichter bij God, ziet dat ik het fout doe en zal wel even voor mijn zielenheil bidden. Ik wil helemaal niet dat hij dat doet, want zo’n katholicisme is niet mijn katholicisme en waar haalt diegene eigenlijk het recht vandaan om zo voor me te bidden?
Behalve hiërarchisch is het ook nog totalitair, want je krijgt geen kans en staat machteloos: je kunt iemand immers niet verbieden om voor je te bidden. Het maakt daarbij ook een einde aan ieder gesprek. ‘Jij weet niet wat je doet, ik kan je het licht laten zien; ik pretendeer om je te geven door te zeggen dat ik voor je zal gaan bidden.’ Wat diegene daarmee eigenlijk zegt, is: ‘Ik ben de bewaker van de leer en zonder mij zal je het niet redden.’
Ook al kan het niet, ik heb hem het bidden toch verboden. Misschien negeert hij dat en komt zijn gebed bij Onze-Lieve-Heer aan. Ik hoop dan dat Hij deze column gelezen heeft en in zijn oneindige wijsheid besluit dat gebed naast zich neer te leggen.
Want dat weet ik wel: bidden voor de ander heeft zin – maar alleen als het uit échte zachtmoedigheid gebeurt.