Er bestaat een fantasieland dat ‘vroeger’ heet, waar alles goed is. Er komt daar tegen een schappelijk tarief water uit de kraan, gas uit het fornuis en benzine uit de pomp. Jongeren kunnen er een betaalbare woning vinden, en voor ouderen is altijd plaats in een uitstekend verzorgingstehuis.
“De lucht is er blauw en in de zee zwemt nog vis en drijft geen plastic”
Je kunt in dat land gewoon plaats nemen in een theaterzaal of restaurant zonder een digitale gezondheidsverklaring te hoeven tonen. Je kunt er handen schudden en hoesten in de trein zonder dat je lelijk aangekeken wordt.
Je mag er moorkoppen en jodenkoeken eten tot je erbij neervalt, en niemand die je berispt om je onverdraagzaamheid. Politieke discussies zijn er beschaafd, iedereen denkt er uiteindelijk toch precies zo over als jij.
De lucht is er blauw en in de zee zwemt nog vis en drijft geen plastic. In de zomer schijnt de zon, in de winter ligt er een fraai en krakend pak sneeuw. Zeker, er zijn ook oorlogen en natuurrampen, maar altijd héél ver weg. Dichterbij doet iedereen normaal en is alles altijd normaal.
Och, en dan de kerken in dat land! Die zitten elke week tjokvol. De liturgie is om door een ringetje te halen, plechtig tridentijns met alle tierelantijnen, het koor zingt loepzuiver en alle gelovigen biechten hun weinige zonden steeds braaf en berouwvol op voor ze ter communie gaan.
Naar de vermaningen van meneer pastoor wordt geluisterd, en ze worden nog opgevolgd ook. Geestelijken zijn onberispelijke mannen waar terecht een beetje tegen opgekeken wordt, aan wie je zonder spoor van twijfel je kinderen toevertrouwt, in de hoop dat die later net zo deugdzaam en heilig worden.
Maar dit land raakt steeds meer buiten ons bereik. Code rood is afgeroepen, alleen noodzakelijke reizen toegestaan. De vlucht naar vroeger – ons thuisland! – is geannuleerd, bedremmeld en boos blijven wij achter in de volle wachtruimte bij de gate. Geroezemoes, gemor, geruzie.
“We willen wel meedenken over de problemen en uitdagingen van hier en nu, maar komen niet los van het gevoel dat we van elders zijn”
Slechts heel langzaam, en zeker niet van harte, accepteren we het onvermijdelijke: we blijven in het land genaamd ‘hier en nu’. Waar het ineens extra guur is, en alles vreemd, onwerkelijk. Waar je de taal niet spreekt en niet verstaat, althans niet echt, niet volledig. Want wij zijn niet van hier en nu, wij zijn van ergens en ooit. Van waar en wanneer dan ook, maar niet van hier en nu.
En dan wordt ieder gesprek moeizaam. We willen wel meepraten, maar komen moeilijk uit onze woorden. We willen wel meedenken over de problemen en uitdagingen van hier en nu, maar komen niet los van het gevoel dat we van elders zijn. Het frustreert ons dat er niet naar ons geluisterd wordt, dat we zo slecht begrepen worden.
Kan het hier en nu niet net een beetje meer zijn als vroeger? Is dat nou echt zo veel gevraagd? Waarom moet het steeds over morgen gaan? Waarom moeten we praten over nieuwe manieren van samenleven, Kerk zijn, politiek bedrijven, de aarde beheren? Wat is er mis met hoe we dat vroeger deden?
Maar dit is de situatie waar we nu in zitten, als Kerk en als samenleving. We slaan de atlas van onze zorgen open, en ontdekken dat ‘vroeger’ daar helemaal niet instaat.
![]() | Gratis kennismaken met KN?Dit commentaar is afkomstig uit Katholiek Nieuwsblad nr. 41. Vrijblijvend kennismaken met KN? Vraag hier 3 gratis proefnummers aan! |