IJzingwekkend was de openbare bekentenis van psycholoog Wim van Dijk in de Volkskrant afgelopen weekend. Afgemeten vertelde hij hoe hij aan meer dan honderd mensen het zelfdodingspoeder ‘Middel X’ had verkocht. Tegen de politie had hij gezwegen, maar hij wilde nu toch in de pers zijn verhaal doen om het maatschappelijke debat op gang te brengen.
Ja, laat dat debat maar op gang komen. Maar zullen we het dan wel over meer dan de juridische dimensie hebben? Meer dan over de bezwerende formules van de regelgeving, van hoe ‘wilsbekwaamheid’ getoetst kan worden, van of en hoe artsen hierbij betrokken moeten worden en wanneer welke ethische commissie zich over welke deelvraag mag buigen?
“In een hoogst geïndividualiseerde samenleving met keuzevrijheid hoog in het vaandel, wordt ook de dood een hoogst individuele ‘keuze’”
Zullen we het ook en vooral hebben over onze omgang met de dood? Want hoe wij kijken naar de dood, zegt veel over hoe wij in het leven staan. De dood kan een taboe zijn, zoals kistenmaker Radboud Spruit deze week in het KN-themanummer Allerheiligen en Allerzielen zegt, iets waar we krampachtig over zwijgen – teken van een krampachtig leven.
Tegelijkertijd moet de dood op afroep beschikbaar zijn voor wie het wil, zonder lastige vragen van een arts of rechter of welke professionele bemoeial ook. In een hoogst geïndividualiseerde samenleving met keuzevrijheid hoog in het vaandel, wordt ook de dood een hoogst individuele ‘keuze’. Vormgegeven zoals wij dat willen, hoe en wanneer wij willen. Van wieg tot graf volgens eigen uniek ontwerp; van designerbaby tot designerdood.
De keerzijde hiervan mag niet onbenoemd blijven. Die valt ook op in de publieke biecht van Van Dijk. Hij beschrijft hoe hij zijn sporen steeds nauwkeurig wiste, ieder contact verbrak met de mensen aan wie hij Middel X verkocht, deed of hij hen niet kende als hij hen op straat tegenkwam. Hij had ook geen idee of die mensen het middel ook daadwerkelijk gebruikt hadden, wie er nog leefde en wie niet.
Hij beschrijft het allemaal met de bravoure van een verzetsheld – en voor de goede orde: ik twijfel er ook niet aan dat hij oprecht meent het beste met mensen voor te hebben. Maar precies dit vond ik het ijzingwekkende aan het verhaal: hoe deze omgang met de dood mensen feitelijk volledig terugwerpt op zichzelf, eenzaam maakt.
Zo iemand schreeuwt feitelijk om hulp, maar die hulp bestaat er dan in dat we hem van een veilig afstandje een poedertje toewerpen en vervolgens onze handen ervan af trekken, wassen in onschuld. Ziezo, ik heb mijn plicht gedaan, zoek het verder lekker zelf maar uit…
Je kunt zeggen: uiteindelijk moeten we het inderdaad ook helemaal alleen doen, doodgaan. Maar ik denk eigenlijk niet dat dat waar is. We omringen de stervenden niet voor niets met oude rituelen. Hoe uniek ieder mens ook is, wij begeleiden hen met oude woorden die voor iedereen hetzelfde zijn, gezangen die gewag maken van engelen die ons dragen.
Wij vormen een gemeenschap van levenden én overledenen, zoals de katholieke Kerk met Allerheiligen en Allerzielen viert. We staan er niet alleen voor. Noch in het leven, noch in de dood, noch na de dood.
![]() | Gratis kennismaken met KN?Dit commentaar is afkomstig uit Katholiek Nieuwsblad nr. 43. Vrijblijvend kennismaken met KN? Vraag hier 3 gratis proefnummers aan! |