Onze katholieke wereldkerk bestaat uit een slordige 3000 (aarts)bisdommen, dik honderd bisschoppenconferenties en nog een hele waslijst aan vicariaten, prelaturen, prefecturen, ordinariaten en andere structuren die je ook aan de gemiddelde gelovige niet meer uitgelegd krijgt.
Alle bijbehorende gezagsdragers (laten we ze gemakshalve even collectief onder de noemer ‘bisschop’ scharen) reizen op gezette tijden naar Rome om de paus en zijn medewerkers te informeren over de situatie in hun regionen.
Voor Rome zijn die zogeheten ad limina-bezoeken dus gesneden koek, business as usual. Ligt er in het Vaticaan iemand wakker van het bezoek dat het episcopaat van het piepkleine Nederland komende week aflegt? Vermoedelijk niet. Deze maand komen ook de Duitsers en de Belgen bij de paus op visite, bezoekjes die vanwege synodale en pastorale perikelen daar vermoedelijk veel meer Romeinse kopzorgen oproepen.
Toch is het bezoek voor onze kerkprovincie wél bijzonder, en voor onze bisschoppen is het geen dagelijkse kost. Het biedt het een goede gelegenheid om de balans op te maken van de ‘staat van katholiek Nederland’.
“De kerkelijke situatie in Nederland vraagt om realiteitszin en (zelf-)kritisch vermogen; niet koste wat kost in stand van houden van structuren en denkwijzen die ooit misschien vruchtbaar waren”
Wij dragen daar uiteraard graag ons steentje aan bij, en slaan daarvoor de handen ineen met onze collega’s van het Nederlands Dagblad. Voor, tijdens en na het ad limina-bezoek brengen wij in onze beide kranten en op beide sites gezamenlijk het laatste nieuws, achtergronden en opinies.
Het idee hiervoor ontstond toen ik in het voorjaar ND-correspondent Hendro Munsterman in Rome ontmoette bij de heiligverklaring van Titus Brandsma. De katholieke journalistiek is klein en kwetsbaar in ons land, concludeerden we, en we namen ons voor waar mogelijk de symbiose te zoeken.
Dat voornemen maken we nu waar, en ik geloof dat we dat echt te danken hebben aan de voorspraak van onze heilige land- en vakgenoot.
Toch kan noch in de verslaglegging van onze bisschoppen aan de paus, noch in onze afgeleide verslaggeving louter hosanna klinken. Onze kerkgemeenschap zoekt naar tekenen van hoop, veerkracht en vitaliteit. Maar we kunnen en mogen daarbij de ogen niet sluiten voor de realiteit van een Kerk die in vele opzichten in de ‘kramp van de krimp’ zit.
“De ad limina-bezoeken van de Belgen en de Duitsers mogen spannender en mediagenieker lijken dan die van de Nederlanders, maar juist ook voor ons staat er wel degelijk iets fundamenteels op het spel”
Dat vraagt om realiteitszin en (zelf-)kritisch vermogen; niet koste wat kost in stand van houden van structuren en denkwijzen die ooit misschien vruchtbaar waren, maar ons afvragen welke structuren en denkwijzen nú dienstbaar zijn aan het vervullen van onze missie.
De ad limina-bezoeken van de Belgen en de Duitsers mogen dan spannender en mediagenieker lijken dan die van de Nederlanders, maar voor die laatsten – en daarmee voor ons! – staat er wel degelijk iets fundamenteels op het spel. Lukt het ons om de komende jaren een Kerk te zijn die zelfbewust én goedgemutst de dialoog aandurft met de bredere samenleving, de mensen liefdevol en luisterbereid tegemoet te treden, in plaats van krampachtig vast te houden aan de laatste scherven van een oude zuil?
![]() | Gratis kennismaken met KN?Dit commentaar is afkomstig uit Katholiek Nieuwsblad nr. 44. Vrijblijvend kennismaken met KN? Vraag hier 3 gratis proefnummers aan! |