In een verder stille trein zit een jongen van een jaar of twintig luidkeels zijn mening te geven tegen zijn vrienden. Niet over prangende sociale of politieke kwesties, maar over een bepaald onderbroekenmerk dat hij niet lekker vindt zitten. Hij beschrijft het nodeloos gedetailleerd en weinig fijnzinnig; een oudere dame in de coupé zoekt mijn blik en glimlacht meewarig. Als hij en zijn vrienden de trein verlaten, concludeert hij merkbaar tevreden met zichzelf: “Ik heb nu eenmaal een duidelijke mening, en die geef ik dan ook meteen.”
Ach ja. Deze jongen, bedenk ik terwijl ik mijn krant opvouw en ook de trein verlaat, doet eigenlijk gewoon keurig wat hem ongetwijfeld geleerd is door zijn ouders en leerkrachten en sociale omgeving. Jouw mening telt, hebben ze hem op het hart gedrukt, en je mag daarvoor uitkomen. Wees jezelf! Laat je horen! Kom voor jezelf op!
“We moeten ons niet alleen afvragen hoe, maar ook waarover wij van gedachten wisselen, hoe wij die gedachten vormen, wat het verschil is tussen vluchtige meninkjes en gerijpte overtuigingen”
In een samenleving die de meest wezenlijke zaken naar de periferie heeft verbannen, leidt dat al snel tot luidkeelse gesprekken over slecht zittende onderbroeken. Of over het wel en wee van beroemdheden, of over het laatste mediarelletje, of over krankzinnige complottheorieën – in feite allemaal één pot nat; trivialiteiten die veel te belangrijk worden gemaakt.
Daar is geen ideële reclamecampagne over polarisatie tegen opgewassen. Hoe belangrijk ook; dat gaat toch vooral over hoe wij met elkaar van gedachten wisselen.
Terwijl we ons misschien beter eerst kunnen afvragen waarover wij van gedachten wisselen, hoe wij die gedachten vormen, wat het verschil is tussen vluchtige meninkjes en gerijpte overtuigingen. En dat er misschien grenzen zitten, ingegeven door basaal fatsoen en sociale zindelijkheid, aan hoe en waar en wanneer wij andere mensen überhaupt deelgenoot moeten maken van onze opvattingen.
Het lijken open deuren, maar die deuren worden met name onder invloed van sociale media nogal eens dichtgegooid. Daar wordt ons geleerd dat iedere willekeurige gedachte het delen waard is, dat elk onzinnig onderwerp even belangrijk is en elke mening evenveel waard.
Mensen dragen er hun mening vaak ook als een onderbroek over hun kleren heen; zie hoe gretig we onze profielfoto’s voorzien van vlaggetjes of icoontjes om de wereld te laten zien dat we vóór dit of tegen dat zijn. Tot we, gedreven door slimme algoritmes en ons eigen fanatieke beleid van ‘ontvrienden’ en ‘blokkeren’, uiteindelijk alleen maar een bubbel gelijkgestemden overhouden.
In een ideale wereld bestaan er wel een paar geijkte plekken om aan die dynamiek te ontkomen. Met voorop de Kerk en het gezin; daar leer je het immers uit te houden met mensen met wie je het lang niet altijd eens bent, daar leer je ook dat er een heleboel dingen belangrijker zijn dan jouw persoonlijke mening.
Maar goed, we leven niet in een ideale wereld, en juist ook Kerk en gezin blijken vatbaar voor bubbelvorming en polarisatie. Hoe doorbreken we dat? Ik denk door ons niet alleen de vraag te stellen: “Hoe zeg ik een beetje aardig wat ik te zeggen heb?”, maar ook: “Wat zeg ik nou eigenlijk? En waarom en waar en wanneer?”
![]() | Dit commentaar is afkomstig uit Katholiek Nieuwsblad nr. 3. Vrijblijvend kennismaken met KN? Vraag hier 3 gratis proefnummers aan! |