Bij leven gold hij als een vernieuwer, na zijn dood 125 jaar geleden werd hij al snel een beetje ouderwets gevonden. Hoe terecht is dat? Een herwaardering van priester-dichter Guido Gezelle.
Precies 125 jaar geleden, op 27 november 1899, blies Guido Gezelle zijn laatste adem uit. Zijn neef Ceasar Gezelle was erbij en noteerde zijn laatste woorden. We kunnen met de gedachte spelen dat deze laatste woorden eigenlijk een biecht waren bij de laatste sacramenten; neef Ceasar was immers net als zijn oom priester. Maar nee, dan zou die met het wereldkundig maken het biechtgeheim hebben geschonden, daar mogen we natuurlijk niet van uitgaan…
Maar toch, twee laatste zinnen noteerde Caesar, waarvan de eerste kort maar krachtig de balans opmaakt van zijn leven: “Ik geloof dat ik altijd geleefd hebbe in eenvoud en oprechtheid des harten.” Een geloofs- en schuldbelijdenis ineen, gevolgd door een dichterlijk te absolve: “’k Hoorde zo geerne de vogelkens schuifelen” (ik hoorde zo graag de vogeltjes fluiten).
Het is een passend testament voor een dichter die bekend kwam te staan om zijn lofzangen op de natuur, en die zich in het sappigste Vlaams (zelfs de Vlaamse critici moesten daar erg aan wennen indertijd) kon verheugen over het dansen van een waterkever in de vijver, het bloeien van een bloemenstruik of het uitvliegen van een nest mezen. Tekenend is het ook wel voor het beeld dat van hem beklijfde in de lange eeuw die volgde; dat van een schrijver van lieflijke, lyrische, maar ook wel brave en oubollige versjes. Bij leven gold hij als een vernieuwer, maar na zijn dood werd hij snel een beetje ouderwets gevonden. Sentimenteel, nostalgisch.
Dat beeld verdient wel enige nuancering. Zeker was Guido Gezelle, geboren in 1830 in Brugge, in vele opzichten een kind van zijn tijd. Zijn werk sluit goed aan bij de negentiende-eeuwse Romantiek, een periode waarin sentiment en nostalgie nog wel hoog aangeslagen werden.
Maar laten we vooral niet vergeten waarom dat zo was: het was de tijd van een ongebreideld vooruitgangsoptimisme, van immense fabrieken en stinkende steden waarvoor bossen en dorpen moesten wijken. De tijd van kil rationalisme en individualisme; oude sociale verbanden erodeerden angstvallig snel. Beloften van welvaart voor allen sloegen om in puissante rijkdom voor enkelen en bittere armoede voor velen. Het was de tijd van Ebenezer Scrooge en Jean Valjean, van nieuwe rijken en eeuwige ellendigen.
Romantici afdoen als dromers die graag met het hoofd in de wolken leven, is het hele punt missen. Als ze al met het hoofd in de wolken liepen, was het om boven de giftige walmen van de fabrieksschoorstenen uit te steken, en te zoeken naar een nieuwe, ruimere horizon van zingeving; een andere, barmhartigere God om te dienen dan die monsterlijke afgod die Vooruitgang heette.
“De termen ‘progressief’ en ‘conservatief’ betekenden in Gezelles tijd nog heel wat anders; al was het maar omdat er toen nog echt wat te behouden viel”Tweet dit!
De nostalgicus van nu zal niet zelden verlangen naar een mythisch verleden dat hij nooit zelf meegemaakt heeft. Hoe anders was dat voor Gezelle: voor hem was die teloorgang van een betere wereld aan de orde van de dag. Als hij de oude treurwilg aan de oevers van het riviertje de Mandel beschrijft, gaat het om een boom die zijn vader, een verarmde hovenier, daar eigenhandig geplant had. Dat gedicht was ook een uiterst actueel statement; want ten bate van de industriële opmars moest “de schoone Mandel / in heur kronkelenden wandel” tot kaarsrecht kanaal gemaakt worden. “En die overschoone Mandel / wierd de slave van den Handel!”
Op de fraaie, informatieve website Gezelle.be, gelanceerd bij gelegenheid van dit 125ste sterfjaar van de priester-dichter, wordt het geciteerde gedicht De Mandelbeke uit 1848 omschreven als “een ecologisch manifest avant la lettre”. En zeker niet ten onrechte, maar daarbij zij wel het volgende opgemerkt. Ecologie wordt vandaag de dag, terecht of onterecht, als een progressief onderwerp beschouwd, maar in Gezelles tijd was het juist bij uitstek het domein van de conservatieve denkers.
Nogal wiedes ook; de termen ‘progressief’ en ‘conservatief’ betekenden nog heel wat anders; al was het maar omdat er toen nog echt wat te behouden viel. ‘Progressieven’, dat waren de liberalen, de industriëlen, die geloofden in de onstuitbare opmars van wetenschap, techniek en economie; zij maakten de natuur tot louter grondstof, tot zielloos wingewest. En hoezeer we ook nog altijd kunnen genieten van al die Romantische dichters, schilders en componisten die tegen de stroom in poogden om de natuur een nieuwe mystieke glans te geven, die negentiende-eeuwse ‘progressieven’ hebben de strijd wel degelijk gewonnen.
Hun eenentwintigste-eeuwse achterkleinkinderen mopperen nog wel over de teloorgang van de natuur door de technologische vooruitgang, maar hun oplossing blijft: schonere techniek, betere techniek, maar hoe dan ook nog méér technologische vooruitgang, want we kunnen kennelijk toch niet zonder. De wilg en de molen aan de Mandel zijn verdwenen, geofferd aan de afgod die de moderne mens, in weerwil van alle eventuele romantische sentimenten, toch schoorvoetend dient.
“’k Hoorde zo geerne de vogelkens schuifelen.” In die laatste woorden op zijn sterfbed is zoveel meer te beluisteren dan lieflijke, naïeve nostalgie. Gezelle streed een verloren strijd, maar dat wil niet zeggen dat hij aan de verkeerde kant stond.
Leestips |
In een wereld waarin alles voortdurend verandert en onder druk staat, is katholieke kwaliteitsjournalistiek een uniek en kostbaar goed. Op KN.nl heeft u altijd toegang tot het laatste nieuws uit kerk en samenleving, en vindt u uitgebreide reportages en verhelderende analyses van onze gespecialiseerde redacteuren.
Voor maar € 1,40 per week leest u altijd als eerste al het moois dat KN.nl te bieden heeft, heeft u online onbeperkt toegang tot al onze artikelen én steunt u het voortbestaan van de laatste katholieke krant van Nederland.
Dus geef om katholieke kwaliteitsjournalistiek en word lid van KN Online.