Honderd jaar geleden richtten jonge katholieke intellectuelen het maandblad De Gemeenschap op. Daarin mengden ze zich in de maatschappelijke, politieke en kerkelijke discussies van het interbellum. Maar het jeugdige reveil was geen lang leven beschoren…
Ineens waren ze daar, de katholieke jongeren, verzameld in het tijdschrift Roeping (1923) van Hendrik Moller, initiator van de katholieke herleving in Brabant, dat achtergebleven gewest, met zijn klerikale gezapigheid. Zij zouden met hun vurig geloof Brabant tot een voorbeeld voor een nieuw katholicisme maken. Het zou zo moeten stralen dat het zelfs het kille, individualistische, puriteinse, protestantse noorden weer kon terugwinnen!
“Eens zal het een zomerdag zijn”, eens zal “het geheiligde vuur uit het hoogste der hemelen slaan”, schrijft Anton van Duinkerken in het gedicht Vervulling. Mensen, zegt hij, zullen aan mensen verkondigen “het heil van de komende tijd; handen ontmoeten elkander, monden spreken het woord, dat verloren gegaan was”.
Gemeenschapspoëzie, katholieke herleving! Gloed en bezieling, apostolaat, strijdbaarheid, naar buiten toe! Geen traditioneel, ingehouden geloof, geen katholicisme voor “binnenvetters”, naar een woord van L.J. Rogier. Voor sommige jongeren waren vervoerde, felle geesten als Léon Bloy in Frankrijk (“Onze enige droefheid is niet heilig te kunnen zijn”) lichtende sterren aan een grijze Hollandse hemel. Van Duinkerken, over evenveel maatgevoel als geestdrift beschikkend, zou zich later van zulke overspannen geesten distantiëren, met hun hoog opgedreven, “integrale”, onverdraagzame katholicisme.
In januari 1925 werd De Gemeenschap opgericht, “een maandschrift voor katholieke reconstructie”, avant-gardistisch in zijn kunstopvattingen, maatschappelijk betrokken, sociaal bewogen, min of meer een tegenhanger van Roeping.
“Het blijmoedige cultuuroptimisme” van de Brabantse priesters, leraren en schrijvers in Roeping, met hun “onderdanig kerkgeloof”, zou botsen, zegt Van Duinkerken in 1964, met de vrijgevochten, minder provinciaalse en minder volgzame opstelling van de lekengroep uit Utrecht, die onder meer bestaat uit Jan Engelman, Henk en Louis Kuitenbrouwer, pseudoniem voor Albert Kuyle. In Nijmegen opereerden de broers Gerard en Henri Bruning, in 1924 al door de Nijmeegse hoogleraar Gerard Brom gewaarschuwd om hun “overkokend pathos”.
In dezelfde geest liet Hendrik Moller zich uit over de Utrechtse jongeren, die zich gedroegen als “wonderkinderen” die meenden over alles te kunnen “oordelen en wegwijzen.”
Hij had gelijk. In Utrecht maakten vooral de Kuitenbrouwers zich schuldig aan gewichtigdoenerij en zelfingenomenheid, met de daarbij horende stellige, neerbuigende uitspraken. Jij daar, “op die mooie Brabantse hei”, schrijft Jan Engelman aan Van Duinkerken. Wij van De Gemeenschap zijn voor “waarheid”, voor “eerlijkheid”, mensen van de grote stad, meer bezig met de gemeentelijke werkelozenzorg dan met de kunst, schrijft de “revolutionaire” Albert Kuyle. Hij zegt vriendschappen op alsof het huurovereenkomsten betreft, zal Van Duinkerken later over hem zeggen.
Diezelfde Kuyle, met zijn goedkope knievallen voor “het gewone volk”, zal in de jaren dertig kiezen voor de volksbeweging van het nationaalsocialisme en in 1934 een eigen tijdschrift beginnen, De Nieuwe Gemeenschap.
Eind jaren dertig zal Van Duinkerken in de gedichten Mist en Bomen in september terugdenken aan de voorbije feesten met jonge vrienden, “toen de nijd ons nog niet uit elkaar had gestoten”. Eens was er de gemeenschappelijke wil dit leven “tot een vreugdbewind” te maken. Dat alles is voorbij. “Het wintert over ons in deze dagen, en elk staat eenzaam… ik durf uw vriendschap nauwlijks meer te vragen.”
Wij weten nu dat er nooit een homogene katholieke jongerenbeweging is geweest die voorop zou lopen bij de katholieke herleving waar sommigen van hen van droomden. Daarvoor waren de culturele achtergronden, de verschillen in temperament en geloofsbeleving te groot.
“Was de katholieke emancipatie niet vastgelopen in machtsvorming, in volgzaamheid en braaf christenfatsoen?”Tweet dit!
“Vergeten raken dan voorbije feesten, tussen ons hangt gelijk een mist de tijd, die ons uiteendrijft, elk in eenzaamheid.”
Intussen ging De Gemeenschap, waartoe Anton van Duinkerken in 1928 was toegetreden, gewoon verder. Van Duinkerken zou voor het maandschrift, dat in 1941 door de bezetter verboden werd, de dragende, toonaangevende redacteur worden.
In de eerste jaren kon De Gemeenschap nog venijnig uithalen naar de parlementaire democratie, maar na 1934 begon het blad mondjesmaat steun te verlenen aan de eigen R.K. Staatspartij. Wijsheid komt met de jaren.
Op een retraite van die partij hadden ‘jongeren’ als Gerard Knuvelder en Anton van Duinkerken zich nog scherp uitgelaten over de ontsporingen van het kapitalisme en gepleit voor “het recht van de arme”, in de geest van de pauselijke encyclieken. In hun tijdschrift hadden zij zelfs een sociaal programma gepubliceerd als een derde weg tussen het immorele kapitalisme en het verwerpelijke communisme.
Van Duinkerken, die na de oorlog ‘doorbrak’ naar de Partij van de Arbeid, heeft zich nooit met praktische politiek beziggehouden. Politiek was voor hem meer een slagveld van waarden, een botsing van geestelijke bewegingen. Het hoge goed van het katholieke geloof en het christendom moest tegen leugens, ketterijen en onwaarheid verdedigd worden. Het nationaalsocialisme zag hij als een dodelijke bedreiging van dit geloofsgoed. Van het “heilgeschreeuw” van Anton Mussert, “geleerd bij de barbaren”, moest hij niets hebben. De Duitsers onthielden dit woord goed en sloten Van Duinkerken in 1942 op in het gijzelaarskamp Sint-Michielsgestel.
Wat Van Duinkerken na de oorlog over geloof en Kerk schrijft, verschilt niet wezenlijk van wat hij vóór 1940 in De Gemeenschap en ander werk heeft beweerd.
Had de strijdende Kerk niet te lang vertrouwd op het sterke bouwsel van haar organisaties? Was de katholieke emancipatie niet vastgelopen in machtsvorming, in volgzaamheid en braaf christenfatsoen? Was de geloofsgloed niet verworden tot bang moralisme en plichtenformalisme?
Had de Kerk het christelijk visioen dat hij in zijn jeugd had beleefd wel genoeg aan haar gelovigen voorgehouden? Had de Kerk niet te weinig de grootsheid, de opdracht en de consequenties van het Evangelie gepreekt, en was zij daarom in de jaren dertig niet weerloos geworden voor haar vijanden, door “de uitdoving van de oorspronkelijke geloofsgloed”?
Na de oorlog, zegt Van Duinkerken, kwam het christendom in een ongekende “staat van onzekerheid”. Wat hadden katholieken van het christelijk visioen, van de rijkdom van hun traditie eigenlijk meegekregen? Hadden zij dat tot een innerlijk aanvaard bezit kunnen maken, toen zij hun Kerk verlieten, van hun ankers losgeslagen?
Aan die andere strijd der geesten, in het na-conciliaire debat, heeft hij door zijn vroege dood in 1968 niet mee kunnen deelnemen. Van een feitelijk schismatieke geest die in de Kerk het eigen gelijk wil afdwingen, heeft hij zijn hele leven niet willen weten.
Wij geloofden na 1918, zegt Van Duinkerken, in een “nieuwe broederlijkheid”, in het “heilig vuur” dat de katholieke gemeenschap zou verlichten.
Van de liefdeloze, luidruchtige vervloekingen van sommige jongeren tegen de Kerk en een lauw christendom moest hij niets hebben. Er is ook nog, zegt Van Duinkerken, zijn leven lang trouw aan zijn Kerk, een “plicht tot gehoorzaamheid aan bezonnen, inzichtrijke leiding”. Er waren jongeren die meenden de waarheid te bezitten, maar “zelfs het volledigste waarheidsbegrip” blijft steriel zonder “de simpele goedheid van uw evangelie”, zegt Van Duinkerken.
Tentoonstelling en andere activiteiten Van 7 t/m 30 januari 2025 is in het Stadhuis Utrecht de tentoonstelling ‘100 jaar De Gemeenschap’ te bezoeken, georganiseerd door de Historische Vereniging Oud-Utrecht. Het hele jaar vinden er nog veel meer evenementen plaats rondom dit jubileum. Een volledig overzicht is te vinden op de website Oud-Utrecht.nl. |
In een wereld waarin alles voortdurend verandert en onder druk staat, is katholieke kwaliteitsjournalistiek een uniek en kostbaar goed. Op KN.nl heeft u altijd toegang tot het laatste nieuws uit kerk en samenleving, en vindt u uitgebreide reportages en verhelderende analyses van onze gespecialiseerde redacteuren.
Voor maar € 1,40 per week leest u altijd als eerste al het moois dat KN.nl te bieden heeft, heeft u online onbeperkt toegang tot al onze artikelen én steunt u het voortbestaan van de laatste katholieke krant van Nederland.
Dus geef om katholieke kwaliteitsjournalistiek en word lid van KN Online.