Door migratie wordt de Nederlandse Kerk steeds diverser. Pater jezuïet Ward Biemans onderzocht daarom wat er belangrijk is bij pastorale zorg voor migrantenkoppels en interculturele stellen. Dat leverde waardevolle inzichten op, want de Kerk kan veel leren van migrantenchristenen.
Op 24 oktober verdedigt Biemans op de universiteit in Tilburg zijn proefschrift over pastorale begeleiding voor migranten- en interculturele stellen. Het thema intrigeert hem al langer: in de tien jaar die hij nu in Amsterdam woont, heeft hij migrantengemeenschappen zien groeien.
Sommige daarvan opereren geheel zelfstandig. Maar er zijn ook veel anderstalige groepen die binnen een bestaande parochie functioneren en daar vanwege hun omvang steeds belangrijker worden. “Dat vond ik een interessant fenomeen waar ik graag in wilde duiken. Ik wilde die mensen zelf spreken, maar ook migrantenpriesters, om te weten waar zij tegenaan lopen.”
Daarnaast ziet hij in zijn omgeving dat veel echtparen toch wel vaak worstelen met hun huwelijk – soms met een scheiding tot gevolg. “Ik was benieuwd naar het effect van pastorale begeleiding voor en na het huwelijk, waarbij ik vooral wilde weten hoe jonge migrantenstellen daar nou tegenaan kijken. Hebben ze daar iets aan gehad? Heeft het misschien geholpen bij hun integratie in Nederland?”
Die integratie is voor migranten een belangrijk proces. “Migranten moeten veel opgeven voor ze zich in Nederland vestigen: hun taal, hun cultuur, hun familie. Daarom is het voor hen heel belangrijk dat ze zich in Nederland thuis leren voelen.”
De Kerk heeft daarbij een belangrijke functie: “Voor veel migranten heeft het geloof een overkoepelende waarde. Veel dingen moeten ze opgeven, maar hun geloof blijft. Als hun integratie goed verloopt en ze een nieuwe kerkgemeenschap vinden, gaan ze zich daar inderdaad vaak thuis voelen. Dat helpt hen echt om zich in Nederland te settelen.”
Biemans richtte zijn onderzoek op migrantenkoppels, waarbij beide echtgenoten uit het buitenland komen, en op interculturele stellen, waarbij een van de partners Nederlands is. Tussen stellen uit die twee categorieën ziet hij verschillen.
“Bij migrantenstellen vindt de huwelijksvoorbereiding vaak plaats in de eigen taal, bijvoorbeeld in het Pools, Engels of Oekraïens. Daardoor blijven ze op wat meer afstand tot de Nederlandse samenleving. Bij interculturele stellen is die huwelijksvoorbereiding in het Nederlands, wat voor een betere integratie binnen de kerkgemeenschap zorgt.”
Een van de onderdelen van Biemans’ onderzoek was een enquête onder 230 migranten en Nederlanders die met een migrant zijn getrouwd. Hij vroeg hen naar de huwelijksvoorbereiding die ze ontvangen hebben en stuitte daarbij op een leerzame conclusie: stellen die een intensiever voorbereidingstraject hadden gevolgd, bleker tevredener.
Een meer professionele aanpak, een traject in groepsverband met andere koppels, meer uren (“Al moet je dat ook niet overdrijven; na twintig uur neemt de tevredenheid weer af”): dat wordt hoog gewaardeerd. “Dat kan ook vruchten opleveren als je eenmaal getrouwd bent. Als het niet alleen een kwestie is van een mooie viering voorbereiden, krijg je ook bouwstenen mee voor na de dag van de bruiloft.”
Biemans vroeg zijn respondenten ook hoe ze binnen hun relatie met conflicten omgaan. “Als ze dat een plek weten te geven, dan geven ze hun relatie een hoger cijfer. Vergeving en verzoening blijken uiterst belangrijke factoren voor de kwaliteit van een relatie. Een van mijn aanbevelingen is dan ook dat er in de huwelijksvoorbereiding ruimte moet zijn om het daarover te hebben.”
Andere aanbevelingen die hij op basis van zijn onderzoek ontwikkeld heeft, gaan over de manier waarop de Kerk in Nederland naar intercultureel pastoraat kijkt. “Dat vraagt om een bepaalde houding, ook bij de pastorale zorgverleners. Zij moeten gevoeligheid kweken voor de ervaringen die bij migratie een rol spelen en de impact daarvan op een mensenleven.”
Biemans zou het een goed idee vinden als er op dat vlak meer pastorale activiteiten georganiseerd worden. “Ik denk dat Nederlandse parochies daarvan kunnen profiteren. Het gaat hier tenslotte over jonge gezinnen met veel enthousiasme. Ik denk dat die gemeenschappen nog heel veel van elkaar kunnen leren.”
Wat de aandacht van de Nederlandse Kerk voor migrantengemeenschappen betreft, is er ruimte voor verbetering. “Dat zijn groeiende gemeenschappen, die erg bezig zijn met opbouw. Er zijn veel jonge gezinnen en catechese staat hoog in het vaandel. Veel Nederlandse parochies zijn bezig met fusies en kerksluitingen. Dat is een heel andere problematiek. Daardoor zie je dat de onderlinge communicatie echt wel onder de maat is.”
“Door bezuinigingen is de aandacht voor migrantengemeenschappen niet optimaal.”
Biemans heeft verschillende bisdommedewerkers gesproken; zij bevestigen wat hij ziet. “Door bezuinigingen is de aandacht voor migrantengemeenschappen niet optimaal. Die aandacht is verschoven naar financiële zorgen en fusieprocessen. Dat kost veel energie, wat ook echt te begrijpen is. Maar ja, je merkt dat de aandacht voor de migranten wat minder blijft.”
Bruggen slaan tussen Nederlandse parochies en migrantengemeenschappen is nochtans niet zo moeilijk: “Kijk of je samen iets kunt organiseren, zoals een ontmoetingsdag of iets van een pelgrimstocht. Er zijn best dingen die je samen kunt doen, ondanks eventuele taalbarrières.”
Positief is dat dat in sommige bisdommen al aan het verschuiven is, ook door het groeiende aantal buitenlandse priesters. “Dat heeft zeker een effect op de migranten, die voelen zich dan vaak meer begrepen.”
Wel blijft de taal een aandachtspunt: “Sommige buitenlandse priesters hebben moeite met de Nederlandse taal en cultuur. Dat zie je ook in bepaalde gemeenschappen: die zijn zo binnen hun eigen groep actief dat de integratie soms wat achterblijft.”
Hoe beter migrantenchristenen integreren, des te meer is dat een verrijking voor de hele Nederlandse Kerk. Nederlandse parochies kunnen een hoop leren van deze groep. “De begeleiding van jonge gezinnen is in migrantengemeenschappen de normaalste zaak van de wereld. Jonge kinderen worden opgevangen, ouders worden betrokken bij catechese. Dat gaat allemaal heel efficiënt.”
In Nederlandse parochies gebeurt dat tot nu toe mondjesmaat; zo zijn familiezondagen op veel plekken in opkomst. “Je merkt dat in parochies waar zulke dingen gebeuren, het effect heel positief is. Daarmee komt de catechese op een hoger niveau te staan, met meer continuïteit: het draait niet meer alleen om de eerste Communie en het Vormsel, maar ook om de jaren daartussen. Dat is voor kinderen enorm belangrijk.”
| Interview
‘Het is belangrijk om interesse te hebben in de geloofscultuur van je partner’
Michel (36) en Lucinda (36) Chaccour zijn bijna vijf jaar getrouwd en hebben twee kinderen. Zij komt uit Nederland, hij oorspronkelijk uit Libanon; in 2016 verhuisde Michel voor zijn werk naar Zeeland. “We hebben elkaar online ontmoet via een katholieke datingsite, aangezien Lucinda destijds in Nijmegen woonde en ik in Rotterdam”, vertelt hij. “We leerden elkaar steeds beter kennen en zijn na een jaar en acht maanden getrouwd.” Het stel heeft meegewerkt aan het onderzoek van pater Biemans, die Lucinda kende via de Molenstraatkerk in Nijmegen. “We vinden het leuk dat we daaraan mee hebben gewerkt omdat we tegenwoordig in Rotterdam kerken, waar veel andere interculturele koppels komen”, zegt Michel. Lucinda en Michel komen uit verschillende culturen, maar hun katholieke geloof is een krachtige gemeenschappelijke deler. “Het geloof is heel belangrijk voor ons, het is echt een kernwaarde voor ons en voor ons gezin”, legt Michel uit. “Het katholicisme is het belangrijkste dat ons aan elkaar verbindt.” Natuurlijk zijn er ook verschillen, maar wat Lucinda betreft, vormen die een verrijking. “Het is belangrijk om interesse te hebben in de geloofscultuur van je partner. Ik vind het bijvoorbeeld een rijkdom om ook de heiligen van de oosters-katholieke Kerken en de verhalen die daarbij horen te kennen.” Toen ze nog niet zo lang een relatie hadden, bezocht het koppel een internationale kerk in Rotterdam, aangezien Michel toen nog geen Nederlands sprak. Sinds tweeënhalf jaar zijn ze overgestapt op de Nederlandstalige Mis. “Als een van de twee geen Nederlands spreekt, is het volgen van een Nederlandstalige Mis natuurlijk lastig”, zegt Lucinda. “Het is daarom prettig als parochies zich aan de liturgie houden, zodat je ook de Mis kan volgen als die niet in jouw taal is.” Daarnaast vindt ze het belangrijk dat een geloofsgemeenschap “verwelkomend is naar nieuwe mensen toe, en dat het pastorale team en de parochie openstaan om dingen te bespreken. En natuurlijk is het fijn voor gezinnen als er iets voor kinderen is”. Michel vindt het een goed idee als nieuwkomers binnen een parochie gekoppeld worden aan een kerkganger die al langer thuis is in de gemeenschap. “Dat biedt een stukje begeleiding. Ook leer je dan snel nieuwe mensen kennen.” |
Dit artikel kwam tot stand met steun van het Instituut voor Huwelijk, Gezin en Opvoeding (IHGO).
In een wereld waarin alles voortdurend verandert en onder druk staat, is katholieke kwaliteitsjournalistiek een uniek en kostbaar goed. Op KN.nl heeft u altijd toegang tot het laatste nieuws uit kerk en samenleving, en vindt u uitgebreide reportages en verhelderende analyses van onze gespecialiseerde redacteuren.
Voor maar € 1,40 per week leest u altijd als eerste al het moois dat KN.nl te bieden heeft, heeft u online onbeperkt toegang tot al onze artikelen én steunt u het voortbestaan van de laatste katholieke krant van Nederland.
Dus geef om katholieke kwaliteitsjournalistiek en word lid van KN Online.