Meestal zijn kardinalen in de katholieke Kerk tenminste al bisschop, of toch in elk geval priester. Maar strikt genomen hoeft dat niet. De laatste man die als leek een kardinaalshoed kreeg, en ook daarna alleen de laagste wijding van diaken ontving, was een bakkerszoon uit Beieren die een belangrijke rol speelde in de nadagen van de Pauselijke Staat.
Toen Theodulf Mertel precies 125 jaar geleden, op 11 juli 1899, overleed in het Midden-Italiaanse mijnstadje Allumiere, had hij een uiterst opmerkelijke carrière in de Kerk achter de rug. Paus Pius IX (1846-1878) zou hem zelfs hebben omschreven als de “beste man van de 19e eeuw”, en Mertel tot executeur-testamentair hebben benoemd.
In ieder geval was de van oorsprong Duitse advocaat één ding: de laatste kardinaal tot nu toe die geen priester was. En een diaken die de kroon (tiara) op het hoofd van een paus zette.
De vader van Theodulf, de vrome bakker Isidor Mörtl of Mertel uit Eglfing am Pfaffenwinkel in Opper-Beieren, koos ervoor om de Alpen over te steken en een nieuw leven te beginnen in de Pauselijke Staat met zijn vrouw Maria Franziska, een vrouw uit Vorarlberg. Als bakker leverde hij aan de mijnwerkers van Allumiere ten noorden van Rome, die daar in opdracht van de paus het mineraal aluinsteen ontgonnen.
Theodulf werd op 9 februari 1806 geboren als eerste zoon van de familie in Allumiere. Hij bezocht een religieuze school, studeerde rechten in Rome en was aan het eind van de jaren 1820, net 22 jaar oud, doctor in de rechten en canoniek recht.
De Pauselijke Staat was een kleine wereld: nadat Mertel zich in zijn geboortestad als advocaat had gevestigd, werd hij in 1831 door paus Gregorius XVI opgeroepen voor de Romeinse Curie.
De getalenteerde advocaat bekleedde daar verschillende functies, waaronder het verdedigen van behoeftigen in juridische zaken, en klom geleidelijk op de carrièreladder. In 1843, nu als president van de burgerlijke rechtbank van het Vaticaan, kreeg hij voor het eerst de pauselijke eretitel van prelaat – ook al behoorde hij niet tot de geestelijkheid.
Mertel leverde zijn meesterwerk af toen in 1848 de revolutie uitbrak in Italië en ook Pius IX tijdelijk uit Rome moest vluchten. Naar verluidt produceerde Mertel letterlijk van de ene op de andere dag een ontwerpgrondwet voor de Pauselijke Staat met 69 artikelen, die de paus zonder wijzigingen goedkeurde.
De bescheiden advocaat kreeg zo het onvoorwaardelijke vertrouwen van Pius IX – die zelf nogal een gecompliceerde persoonlijkheid was – en kwam in de binnenste kringen van het Vaticaan terecht. Vanaf 1853 was Mertel minister van Binnenlandse Zaken en Justitie van de Pauselijke Staat en vanaf 1863 zelfs minister-president.
In maart 1858 gaf de paus hem de kardinaalshoed – naar verluidt tegen zijn uitdrukkelijke wens. Hij weigerde ook om priester gewijd te worden. Maar met zijn wijding tot diaken in mei behoorde Mertel vanaf dat moment tenminste formeel tot de geestelijkheid.
Als kardinaal nam Mertel ook deel aan het Eerste Vaticaans Concilie in 1869/70. In het debat over pauselijke onfeilbaarheid verzette de jurist zich niet, maar drong hij aan op zeer precieze formuleringen en sterke kerkpolitieke terughoudendheid bij de toepassing ervan.
Toen Italiaanse regeringstroepen Rome bezetten en de Pauselijke Staat annexeerden, werd het concilie op 20 oktober 1870 afgebroken. Het was Mertel die de brief opstelde waarin Pius IX protesteerde tegen het einde van deze zelfstandige kerkelijke staat, dat in strijd was met het internationale recht.
Waarschijnlijk uit dankbaarheid en vertrouwen benoemde Pius IX hem tot executeur-testamentair, wat de kardinaal drie jaar na de dood van deze paus in een lastig parket bracht. Op een zomernacht in 1881 begeleidde hij de geheime overbrenging van de stoffelijke resten van Pius IX naar de Romeinse basiliek San Lorenzo fuori le mura. Er ontstonden rellen en een woedende menigte probeerde de kist van de paus in de Tiber te gooien.
Maar voor het zover was, beleefde het Beiers-Italiaanse immigrantenkind Theodulf Mertel de grootste eer van zijn leven: de bakkerszoon, die nooit tot priester was gewijd, kroonde de nieuwe paus.
Nadat Vincenzo Gioacchino Pecci tot Leo XIII (1878-1903) was gekozen, werd de verantwoordelijke kardinaal-protodiaken ziek en kon de kroningsceremonie in de Sixtijnse Kapel niet voorzitten. Kardinaal Mertel nam het over – en plaatste de tiara op het hoofd van zijn nieuwe baas.
Leo XIII vertrouwde Mertel ook talrijke taken toe als advocaat, diplomaat en wetenschapper en maakte hem in 1884 vice-kanselier van de Heilige Roomse Kerk.
Pas in 1889, op 83-jarige leeftijd, ging Mertel het rustiger aan doen. Vanaf dat moment wijdde hij zich nog meer aan liefdadigheid en wetenschap, zoals Romeinse archeologie en nieuwe ontdekkingen in de vroegchristelijke catacomben. Hij zette zich in voor doofstommen en gehandicapten en financierde de studie van arme kandidaten voor het priesterschap.
Bijna blind en kreupel stierf Theodulf Mertel – de “kardinaal die nooit tot priester werd gewijd”, zoals de internationale pers destijds kopte – in zijn geboortestad Allumiere op de toen ongebruikelijke leeftijd van 93 jaar. De gemeenten Allumiere en de Duitse thuisstad van zijn vader Eglfing sloten in 2000 een stedenband. In zowel Rome als Eglfing zijn straten naar Mertel vernoemd.
In een wereld waarin alles voortdurend verandert en onder druk staat, is katholieke kwaliteitsjournalistiek een uniek en kostbaar goed. Op KN.nl heeft u altijd toegang tot het laatste nieuws uit kerk en samenleving, en vindt u uitgebreide reportages en verhelderende analyses van onze gespecialiseerde redacteuren.
Voor maar € 1,40 per week leest u altijd als eerste al het moois dat KN.nl te bieden heeft, heeft u online onbeperkt toegang tot al onze artikelen én steunt u het voortbestaan van de laatste katholieke krant van Nederland.
Dus geef om katholieke kwaliteitsjournalistiek en word lid van KN Online.