De herbestemming van veel kerken valt niet alleen parochianen zwaar op de maag, maar blijkt ook lastig voor een andere frequente kerkbezoeker: de vleermuis. Kerken blijken een waardevolle schuil- en nestplaats voor allerlei bedreigde diersoorten.
Aan de buitenkant lijkt de Sint-Matthiaskerk van Castenray niet anders dan de gemiddelde Limburgse dorpskerk. Maar schijn bedriegt: in de kerk wordt voor Nederland uniek vleermuizenonderzoek gedaan. Jan Jeucken, voorzitter van Stichting De Laatvlieger, voert in deze kerk al jaren onderzoek uit naar de populatie laatvliegers die op de kerkzolder leeft. “Hier zitten vleermuizen waarover wereldwijd vrijwel niets bekend is”, legt hij uit. De kolonie is naar vleermuismaatstaven enorm: in 2014, het jaar waarin Jeucken begon met monitoren, telde hij 247 uitvliegende laatvliegers op een nacht.
Op de stikdonkere zolder van de Sint-Matthiaskerk maakt één zwaai met de zaklamp direct duidelijk dat het hier niet om één vleermuisje gaat. De vloer ligt bezaaid met uitwerpselen, maar stank hangt er niet: vleermuiskeutels ruiken namelijk niet, legt Jeucken uit. Vleermuizen zelf lijken er ook niet te hangen: aan de dakbalken is geen laatvlieger te bekennen. Volgens Jeucken zijn de laatvliegers alleen in de zomer te vinden: in het najaar kruipen ze voor hun winterslaap in de spouwmuren van woningen in de omgeving.
Hoewel Jeucken zijn onderzoek op vrijwillige basis uitvoert, gebeurt dat allerminst amateuristisch. Met zestien infraroodcamera’s, apparatuur die de voor mensen vrijwel onhoorbare vleermuisgeluiden kan detecteren en een kantoor in de kelder als zenuwcentrum voor de operatie, doet Jeucken onderzoek waar de hele soort bij gebaat is. “Het doel is om kennis te verwerven over deze bedreigde diersoort, om zo gericht beschermingsmaatregelen toe te passen”, legt hij uit. “Als je een dier goed wilt beschermen, moet je zijn leefwijze kennen.”
Jeucken heeft al veel ontdekt over het gedrag van de laatvlieger, maar er is ook nog veel te ontdekken. Naast gedragsonderzoek draagt hij ook bij aan biomedisch onderzoek: zo heeft hij geholpen bij onderzoek naar Nederlandse vleermuizen als coronadragers (wat niet het geval bleek te zijn) en gaat hij ook keutels aanleveren die onderzocht zullen worden op de aanwezigheid van ziekten die van dier op mens kunnen overspringen. Vanwege dit onderzoek ontsmet hij altijd zijn handen voor en na het beklimmen van de nauwe zoldertrap.
Volgens Marjolein van Adrichem, vleermuisdeskundige van de Zoogdiervereniging, zijn oude kerkgebouwen het ideale onderkomen voor verschillende vleermuissoorten. “Kerkzolders en torens zijn donkere plekken waar bijna nooit mensen komen en de vleermuizen ook door andere dieren nauwelijks gestoord worden”, legt ze uit. Wat deze ruimtes ideaal voor vleermuizen maakt, is dat er verschillende ‘microklimaten’ heersen: onder een deel van het dak waar de zon op schijnt, is het bijvoorbeeld warmer en droger dan in een hoekje dat nooit zon vangt. “Daardoor kunnen vleermuizen op zo’n kerkzolder altijd op een plek hangen die op dat moment bij hun behoeftes past.”
Vleermuizen zijn niet de enige dieren die in of rond de kerk te vinden zijn. Volgens ecoloog Kees Konings nestelen ook vogels graag op kerkgebouwen, bijvoorbeeld duiven en verschillende soorten uilen (zoals, de naam verraadt het al, de kerkuil). “De slechtvalk maakt er wel eens een nestplaats en ook de zwarte roodstaart, een zangvogel, is in opkomst”, zegt Konings. “Wellicht broeden ook gierzwaluwen soms op kerken.”
Er zijn parochiebesturen die liever geen andere vogels dan het gouden weerhaantje op hun kerk hebben vanwege de rommel die dat kan veroorzaken. Konings denkt echter dat een nest juist vooral positieve dingen oplevert. “Een slechtvalk jaagt bijvoorbeeld duiven weg, dat is een meerwaarde voor het gebouw”, zegt hij. “Dieren horen erbij: dat is waardevol voor de biodiversiteit. Bovendien draait de kerk ook om zorg voor de schepping.”
In de afgelopen jaren worden steeds meer kerken aan de eredienst onttrokken en herbestemd. Volgens cijfers van het Kaski hebben in de periode tussen 2010 en 2019 277 katholieke kerken een andere invulling gekregen. De Zoogdiervereniging vreest dat die ontwikkeling slecht nieuws betekent voor de vleermuissoorten die van gebouwen afhankelijk zijn, omdat zij daardoor steeds minder schuilplaatsen ter beschikking hebben.
“Soorten die in gebouwen te vinden zijn, zoals de laatvlieger en de meervleermuis, lopen risico’s door de verbouw- en isolatiehausse die momenteel in Nederland gaande is.”
Vleermuisexpert Van Adrichem kan niet met zekerheid zeggen in welke mate kerkherbestemmingen schadelijk zijn voor vleermuizen, omdat er maar weinig cijfers bekend zijn over de achttien soorten die in Nederland voorkomen. “Door verschillende meetmethodes kunnen we wel trends waarnemen”, zegt ze.
Uit die trends blijkt dat soorten die in gebouwen te vinden zijn, zoals de laatvlieger en de meervleermuis, risico’s lopen door de verbouw- en isolatiehausse die momenteel in Nederland gaande is. “Een grote kraamkolonie op een kerkzolder zie je wel hangen, één vleermuis in de spouwmuur van een woning vinden is veel ingewikkelder”, zegt Van Adrichem. “Als spouwmuren vol isolatie gespoten worden, bestaat het risico dat dieren levend begraven worden of hun verblijfplaats verliezen.”
Het verdwijnen van kerken zorgt daardoor voor extra druk op de populaties van sommige soorten. Bij herbestemmingen worden meestal ook voorheen ongebruikte ruimtes verbouwd, waardoor de door vleermuizen geliefde verstopplekjes verdwijnen. “Kerkverbouwingen kunnen een probleem zijn”, vervolgt ze. “Als daarbij rekening wordt gehouden met vleermuizen, kan het wel, maar rücksichtslos verbouwen kan een extra drukfactor zijn omdat dan schuilplekken verdwijnen.”
Als er herbestemmingsplannen zijn, is het verplicht om onderzoek te laten uitvoeren naar de aanwezigheid van vleermuizen. “Als ze er zitten, is het verplicht om daar rekening mee te houden, want alle vleermuizen zijn beschermde soorten”, legt Van Adrichem uit.
Het is vaak niet makkelijk om te zien of er vleermuizen op een kerkzolder zitten, want de diertjes zijn meesters in zichzelf verstoppen. Keuteltjes op de vloer kunnen een aanwijzing zijn: ze lijken op muizenkeutels, maar in tegenstelling tot de uitwerpselen van muizen, zijn die van vleermuizen droog; je kunt ze makkelijk tot poeder wrijven. Experts maken daarnaast vaak gebruik van vleermuisdetectors, die de voor mensen onhoorbare geluiden van vleermuizen kunnen oppikken.
Parochies kunnen het beste ruim op tijd beginnen met onderzoek, want niets is zo frustrerend als een bouwproces dat in een vergevorderd stadium strandt vanwege de ontdekking van een vleermuis. “Vleermuisonderzoek kost veel aandacht en tijd”, legt Konings uit. “Het is vervelend als de bouwplannen dan al gemaakt zijn; ik vind het begrijpelijk dat dat irritatie opwekt. Het is het beste om daar dus op tijd mee te beginnen.”
Ook de kerk in Castenray zal een nieuwe bestemming krijgen: de kerk is eerder dit jaar aan de eredienst onttrokken. Momenteel loopt in het dorp een enquête naar een nieuwe invulling. Jeucken vindt dat de vleermuizenkolonie op geen enkele manier onder de plannen mag lijden en denkt dat veel mensen die mening met hem delen: “De meeste voormalige parochianen wisten van het bestaan van de kolonie. Zij zijn trots dat die zo belangrijk is. Daar mag niets aan veranderen.”
In een wereld waarin alles voortdurend verandert en onder druk staat, is katholieke kwaliteitsjournalistiek een uniek en kostbaar goed. Op KN.nl heeft u altijd toegang tot het laatste nieuws uit kerk en samenleving, en vindt u uitgebreide reportages en verhelderende analyses van onze gespecialiseerde redacteuren.
Voor maar € 1,40 per week leest u altijd als eerste al het moois dat KN.nl te bieden heeft, heeft u online onbeperkt toegang tot al onze artikelen én steunt u het voortbestaan van de laatste katholieke krant van Nederland.
Dus geef om katholieke kwaliteitsjournalistiek en word lid van KN Online.