Tijdens de algemene audiëntie van woensdag 26 april sprak paus Franciscus over het getuigenis van zusters en monniken.
Er is nog een ander groot getuigenis dat door de geschiedenis van het geloof loopt: dat van de religieuze zusters en monniken, zusters en broeders die afstand doen van zichzelf en van de wereld om Jezus na te volgen op de weg van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid, en om voor iedereen te bemiddelen.
We kunnen ons afvragen: hoe kunnen mensen die in kloosters wonen, bijdragen aan de verkondiging van het Evangelie? Zouden ze hun energie niet beter in de missie kunnen steken? Uit het klooster komen en buiten het Evangelie verkondigen?
In werkelijkheid zijn de religieuzen het kloppend hart van de verkondiging. Hun gebed is zuurstof voor alle ledematen van het Lichaam van Christus, hun gebed is de onzichtbare kracht die de missie in stand houdt. Het is geen toeval dat de patrones van de missies een zuster is, de heilige Theresia van het Kind Jezus.
Contemplatieven, monniken, zusters: mensen die bidden, werken, bidden, in stilte, voor heel de Kerk. En dit is liefde: het is de liefde die wordt uitgedrukt door het bidden voor de Kerk, het werken voor de Kerk, in de kloosters. Deze liefde voor iedereen inspireert het leven van zusters en monniken, en wordt uitgedrukt in hun gebed van voorspraak.
In dit verband wil ik het voorbeeld geven van de heilige Gregorius van Narek, kerkleraar. Hij was een Armeense monnik die leefde rond het jaar 1000 en liet een gebedenboek na waarin het geloof van het Armeense volk, dat als eerste het christendom omarmde, wordt uitgestort. Een volk dat door de geschiedenis heen zoveel heeft geleden.
De heilige Gregorius bracht bijna zijn hele leven door in het klooster van Narek. Daar leerde hij in de diepten van de menselijke ziel te kijken en door poëzie en gebed samen te smelten, markeerde hij het hoogtepunt van zowel de Armeense literatuur als de spiritualiteit.
“Hoe kunnen ze gesloten leven en tegelijkertijd evangeliseren? Doordat ze met het woord, bijvoorbeeld door voorbede en dagelijks werk, een brug zijn van voorbede voor alle mensen en alle zonden”
Het opvallendste aan hem is de wereldwijde solidariteit waarvan hij een vertolker is. En onder monniken en zusters is er een wereldwijde solidariteit: wat er ook gebeurt in de wereld, het vindt een plaats in het hart, in hun hart, en ze bidden, ze bidden.
Het hart van monniken en zusters is als een antenne, het pikt op wat er in de wereld gebeurt en bidt en bemiddelt daarvoor. En wel op deze wijze: ze leven in verbondenheid met de Heer en met iedereen. En een van hen zei: “Ik heb vrijwillig alle fouten op mij genomen, vanaf die van de eerste vader tot aan de laatste van zijn nakomelingen, en ik heb mij daarvoor verantwoordelijk gesteld.”
Dat is wat Jezus deed: zij nemen de problemen van de wereld op zich, de moeilijkheden, de kwalen, vele dingen en zij bidden ervoor. Dit zijn de grote verkondigers: de kloosters. Maar hoe kunnen ze gesloten leven en tegelijkertijd evangeliseren? Doordat ze met het woord, bijvoorbeeld door voorbede en dagelijks werk, een brug zijn van voorbede voor alle mensen en alle zonden.
Ze wenen om hun zonden en ook om de zonden van de wereld, en bidden en doen voorbede met opgeheven handen en hart. Laten we hier even bij stilstaan. Zij zijn de ware kracht die het volk van God voortdrijft.
Het zal ons goed doen een klooster te bezoeken, want daar bidt en werkt men. Ieder heeft zijn eigen regels, maar hun handen zijn altijd bezet: bezig met werk, bezig met gebed. Moge de Heer ons nieuwe kloosters geven, moge hij ons nieuwe monniken en zusters geven om de Kerk vooruit te helpen met hun voorspraak. (Vertaling: Francesco Paloni)