Het klinkt misschien uitermate triest, maar ik heb lange tijd niet zo hard gelachen als toen ik een kalkoen uit zag glijden in de kinderboerderij. Vreemd soort leedvermaak, ik weet het, maar in mijn ogen is er niets lachwekkender dan klunzige dieren – en waarom? Tja.
Misschien omdat ze, anders dan wij mensen, geen gevoel voor gêne hebben. Ze kennen geen gevoelens van schaamte, ze blozen niet als ze iets stoms doen. Ze hebben geen gevoelens van leedvermaak, maar ook geen medelijden of empathie. Dat laatste ervoer ik toen ik een paar jaar geleden met mijn oppaskindje door het park wandelde. We zagen het koelbloedige tafereel van een hongerige kraai die een klein, schattig konijntje verslond. Ik had echter niet het idee dat ik tussenbeide moest springen, en op mijn oppaskindje na zal er heus niemand zijn die het de vogel kwalijk zou nemen dat hij voor zichzelf zorgde. Dat is nu eenmaal de natuur – doden om te overleven. Niet om, zoals de mens doet, wraak te nemen of macht te verwerven.
Zo kom ik op de schaduw die ieder jaar weer over mijn kerstvreugde wordt geworpen, namelijk die van 28 december. Al van jongs af aan wekt het bij mij (en bij wie niet?) grote verontwaardiging op dat Herodes, omdat hij in een slechte bui was, al die onschuldige (onnozele) kindekes om zeep moest helpen. Waar was die actie nu helemaal goed voor, en waarom moeten er in de Bijbel altijd irrelevante slachtoffers vallen? Mijn katholieke kindergeest speculeerde er lustig op los en ik kon geen overeenkomst vinden tussen die ‘goeie God’ en bijvoorbeeld de koelbloedige uitroeiing van de eerstgeboren zonen van Egyptische gezinnen, als laatste van de tien geboden.
Ja. Ik zou nu natuurlijk met een fantastische eyeopener moeten komen en je geloofsleven daarmee in één klap makkelijker maken zodat je vol vreugde op kan springen en al je bezittingen weg kan geven aan de armen, maar ik moet je helaas teleurstellen – tien jaar later weet ik nog steeds niet waarom jongetjes als mijn eigen broertje de keel moest worden doorgesneden. In de Italiaanse cultuur hebben we in zulke gevallen maar één logische uitweg, namelijk die van het aanroepen van je moeder – niet Maria – en dit leverde mij het volgende resultaat op: “Die kindjes zijn nu heilige engeltjes in de hemel, die voor ons bidden!”
Dan moeten we het daar maar mee doen, denk ik. Het zou heidens zijn om aan te nemen dat dit ook voor het afgemaakte konijntje en de wellicht in de oven geëindigde kalkoen geldt, maar als dat het enige is waarmee ik mijn onnozele oppaskindje gerust kan stellen, dan zij dat zo.