Priesters moeten zichzelf “vernietigen” omwille van hun kudde.
Priesters moeten authentieke bemiddelaars zijn van Gods liefde en niet louter “tussenpersonen” die alleen in hun eigen belangen geïnteresseerd zijn, aldus de paus Franciscus.
De paus verstaat onder de priester als bemiddelaar iemand “die zichzelf geeft om de partijen te verenigen. Dat is de prijs: zijn leven, hij betaalt met zijn leven, zijn vermoeidheid, zijn werk, zo vele dingen. Maar om de kudde te verenigen, mensen te verenigen, om hen bij Jezus te brengen.
De logica van Jezus als bemiddelaar is de logica van het vernietigen van zichzelf.”
Hij verwees daarbij naar de Filippenzenbrief van Paulus: “Hij vernietigde zichzelf, ontledigde zichzelf (…) zelfs tot de dood, de dood aan het kruis. Dat is de logica: zichzelf te ontledigen, zichzelf te vernietigen.”
Een priester die deze taak laat schieten en liever optreedt als een neutrale tussenpersoon wordt “ongelukkig” en zal “geluk zoeken in opschepperij en het laten gelden van zijn gezag”.
Om zichzelf belangrijk te maken “moeten deze priesters de weg van rigiditeit volgen: vaak vervreemd van de mensen weten zij niet wat menselijk lijden is. Zij vergeten wat zij thuis hebben geleerd, met het werk van hun vader, hun moeder, grootouders, broers. Zij verliezen dat.”
“Zij zijn rigide (…) en belasten de gelovigen met zoveel dingen die zij niet (zelf) dragen, zoals Jezus tegen de ‘tussenpersonen’ uit zijn tijd zei.”
Zij benaderen “het volk van God met een drukknop in hun hand: dit kan niet, dat kan niet…. Zo worden vele mensen die hen benaderen, zoekend naar een beetje troost, een beetje begrip, weggejaagd met deze rigiditeit.”
“Wanneer een rigide, wereldse priester een functionaris wordt, eindigt hij ermee zichzelf belachelijk te maken. Rigiditeit, die het innerlijk leven en zelfs het psychisch evenwicht vernietigt, gaat hand-in-hand met wereldsheid”, aldus de paus.
De paus vertelde de anekdote van een jonge priester van rond de 25 jaar die bij een kledingzaak voor geestelijken zichzelf in de spiegel stond te bewonderen met een luxe cape en wijde pastoorshoed. Volgens Franciscus een “rigide en wereldse” priester.
Hij raadt het priesters aan zichzelf bij het gewetensonderzoek af te vragen of zij die dag “bemiddelaar” of “functionaris” zijn geweest. “Zocht ik mijzelf? Zocht ik mijn eigen gemak of heb ik de dag in dienst gesteld van anderen?”
“Ooit vertelde iemand mij dat hij kon zeggen wat voor soort priester iemand was aan de manier waarop hij met kinderen omgaat. Als zij weten hoe een kind te liefkozen, te lachen tegen een kind, ermee te spelen… Het is interessant, omdat dat betekent dat zij weten dat dit betekent zichzelf klein te kunnen maken, dichtbij de kleinen te kunnen komen.”
De ‘tussenpersoon’ daarentegen “is somber, altijd met dat sombere gezicht of het te serieuze, donkere gezicht. De ‘tussenpersoon’ heeft de donkere ogen. Zeer donker! De ‘bemiddelaar’ is open: de lach, de warmte, het begrip, de liefkozingen.” (KN/Zenit)