Paus Franciscus heeft de verjaringstermijn van beschuldigingen van misbruik tegen ex-jezuïet Marko Rupnik opgeheven om een formeel onderzoek van de zaak door het Dicasterie voor de Geloofsleer mogelijk te maken.

“In september bracht de Pauselijke Commissie voor de Bescherming van Minderjarigen onder de aandacht van de paus dat er ernstige problemen waren in de behandeling van de zaak van pater Marko Rupnik en het gebrek aan hulp aan slachtoffers”, aldus een schriftelijke verklaring van het Vaticaanse persbureau op 27 oktober.

‘Luisteren naar hen die lijden’

“Bijgevolg vroeg de Heilige Vader het Dicasterie voor de Geloofsleer om de zaak te herzien en besloot de verjaringstermijn op te heffen om een proces mogelijk te maken”, aldus het communiqué.

“De paus is er vast van overtuigd dat als er één ding is dat de Kerk moet leren van de synode, het is om aandachtig en met mededogen te luisteren naar hen die lijden, vooral naar hen die zich gemarginaliseerd voelen in de Kerk.”

Ook onderzoek naar behandeling door de Kerk

Deze week werd bekend dat Rupnik, die eerder dit jaar uit de jezuïetenorde werd gezet, opnieuw opgenomen was in het bisdom Koper, Slovenië, waar hij in 1985 tot priester werd gewijd. Volgens het bisdom kon dat omdat hij “niet schuldig is bevonden aan het vermeende misbruik voor een kerkelijke rechtbank of een burgerlijke rechtbank”.

Gisteren werd ook bekend dat de Pauselijke Commissie voor de Bescherming van Minderjarigen slachtoffers van Rupnik heeft uitgenodigd voor een gesprek. De commissie wil onderzoeken hoe de slachtoffers zijn behandeld door de Kerk, in het bijzonder door de jezuïetenorde en het Vaticaan.