In Nederland leven ruim 980.000 mensen in armoede. Het percentage armen is gedaald sinds 2013, van 7,6% naar 6% in 2016. Bijstandsontvangers, niet-westerse migranten en alleenstaande moeders met minderjarige kinderen lopen het grootste risico op armoede. Die conclusies trekt het Sociaal en Cultureel Planbureau na onderzoek.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft ook naar afzonderlijke bevolkingsgroepen gekeken. 37% van de bijstandsontvangers, 16% van de niet-westerse migranten en 16% van de alleenstaande moeders met minderjarige kinderen leeft in armoede. In 2016 waren 280.000 kinderen in Nederland arm. Dat is bijna 9% van alle kinderen in het land. Een kwart van de kinderen met een niet-westerse achtergrond is arm; van de kinderen uit een bijstandsgezin leeft zelfs 55% in armoede.
Bij de ouderen bestaan grote verschillen in armoede. Van alle 65-plussers is 3% arm. Van de ouderen tot 75 jaar leeft slechts 2% onder de armoedegrens, maar bij de 90-plussers is dat 9%.
Het in kaart brengen van het aantal armen deed het SCP door de minimale levensstandaard in 2016 te bepalen. Bij het bepalen van die standaard kijkt het SCP naar wat men minimaal nodig heeft voor basisbehoeften plus een minimum voor ontspanning en sociale participatie. Dat noemt het SCP het niet-veel-maar-toereikendbudget. Geld voor familiebezoek of een sportabonnement valt daar wel onder, maar een auto of vakantie bijvoorbeeld niet.
Het SCP heeft het niet-veel-maar-toereikendbudget bepaald op 1135 euro per maand voor alleenstaanden; voor twee volwassenen is dat budget 1555 euro.
