<

Geef om katholieke journalistiek

doneer
Foto: Durk Haarsma
Achtergrond

Bidprentjes, doodsprentjes of santjes: waar komt die traditie eigenlijk vandaan?

Durk Haarsma 1 november 2023

Ongehuwde vrouwen – de zogeheten ‘kloppen’ die met name rondom Haarlem en Amsterdam actief waren – zorgden er tijdens de Reformatie voor dat een typisch katholiek gebruik toch door kon gaan: het bidden voor het zielenheil van de overledenen.

In bijna elk huis is er wel zo’n doos te vinden; vol met geboortekaartjes en trouw- en rouwkaarten, verhuisberichten en bedankbriefjes. Je zou het de lief- en leeddoos kunnen noemen. Bij katholieke families zijn bid- of doodsprentjes ook standaard onderdeel van de collectie ‘lief en leed’. Bid- of doodsprentjes, in het Zuiden ook ‘santjes’ genoemd, zijn al honderden jaren een typisch onderdeel van de Nederlandse katholieke volkscultuur.

Voorloper

De verre oorsprong van het bidprentje ligt vóór de Reformatie, maar de vorm en inhoud van de kleine kaartjes die we nu bid- of doodsprentjes noemen, stammen van ná de Reformatie. Het prentje ontstond in de zeventiende eeuw en werd algemener in de achttiende eeuw.

“De katholieke minderheid ging ondergronds en zocht een manier om de voor hun zo belangrijke devotie toch uit te kunnen oefenen”

Een voorloper van het bidprentje zijn grote schilderijen uit de late Middeleeuwen gemaakt ter herinnering aan belangrijke overledenen. Op de schilderijen stond vaak een portret en de tekst Requiescat in Pace (Rust in vrede) of Ora pro me (Bid voor mij).

‘Paapse’ gebruiken

Na de Reformatie werden deze schilderijen niet meer gemaakt. Oproepen om te bidden voor het zielenheil van overledenen waren voor de gereformeerde autoriteiten te ‘paaps’. Ook andere uitingen van katholicisme, zoals het vieren van de liturgie, openbare processies en bedevaarten, werden verboden via zogenaamde ‘plakkaten’. Geestelijken konden hun taken niet vrijelijk uitoefenen en belangrijke hulpmiddelen bij devotie van katholieken – bijvoorbeeld rozenkransen, heiligen- en kruisbeelden en wijwater – werden weggehoond door de gereformeerde meerderheid.

https://www.us12.list-manage.com/subscribe/post?u=d22144bf286104d517b638301&id=b3f10e4ed1

De katholieke minderheid ging ondergronds en zocht een manier om de voor hun zo belangrijke devotie toch uit te kunnen oefenen. Omdat grote devotieprenten, voorstellingen van katholieke rituelen zoals biechten of schilderijen van heiligen te opvallend waren, werden afbeeldingen veel kleiner afgedrukt. Zo konden ze in missaaltjes bewaard worden en werden ze opeens wel geschikt om het geloof onopvallend en thuis uit te oefenen. Dit devotionele drukwerk ‘op klein formaat’ is samen met het schilderij ter nagedachtenis, een voorloper van het latere bidprentje.

Ongewijde, ongehuwde dames

Het waren de ‘kloppen’ die van 1650 de beide voorlopers bijeen brachten in een nieuw product: het bid- of doodsprentje. Kloppen waren ongewijde, ongehuwde dames die een geestelijk leven leidden zonder geloften af te leggen. Vooral in Haarlem was een grote groep van zo’n tweehonderd kloppen actief in een gemeenschap die ‘Den Hoeck’ werd genoemd. Samen met de gemeenschappen in Amsterdam en die in kleinere steden van het gewest Holland, waren er zo’n vijfhonderd vrouwen actief als klop.

image
Op een van de schilderijen van Wouter Pietersz II Crabeth (1594-1644) zijn vier 'klopjes' afgebeeld (detail van het schilderij 'Bernardus van Clairvaux bekeert Willem van Aquitanië'). Beeld: Wikipedia

De kloppen hebben hun naam naar alle waarschijnlijkheid gekregen vanwege hun gewoonte om op de deuren van katholieken te kloppen om aan te kondigen dat er in een schuilkerk dichtbij een Mis gevierd ging worden. De kloppen verzorgden zieken, gaven catechismusles, zorgden voor rondreizende priesters en regelden alles rond de vieringen in de schuilkerk. De klopjes waren de levensader van het katholieke leven in een tijd van repressie en speelden een grote rol in het levend houden van het geloof.

Handgeschreven

De kloppen waren dus ook degenen die de eerste bidprentjes verspreidden. De (semi-)religieuze dames bouwden voort op de oude praktijk van devotieprenten die werden uitgedeeld bij gelegenheid van de Eerste Heilige Communie, de eerste catechismusles, en de heiligenprentjes waarmee gebeden konden worden. De oudste exemplaren van het tegenwoordige bidprentje in de archieven dateren van zo rond 1650. De kaartjes waren nog handgeschreven, met op de voorkant een religieuze afbeelding en op de achterkant de naam, sterfdatum en wat andere personalia én een oproep om te bidden voor het zielenheil van de overledene.

“Soms werden kaartjes hergebruikt: de naam van de eerste overledene werd simpelweg doorgekrast, de nieuw overledene kwam er daarna op te staan”

De eerste handgeschreven bidprentjes waren vooral bedoeld om pastoors te herdenken, maar ook overleden kloppen of ‘geestelijke maagden’ kregen al snel blijvende aandacht via een perkamenten prentje. Het drukwerk voor de prentjes, eenzijdig bedrukt met een afbeelding van Christus aan het kruis, de Heilige Maagd of een heilige, al ongeveer op hetzelfde formaat als de prentjes van nu, haalden de kloppen bij drukkers uit Antwerpen. De achterkant werd in Holland beschreven op het moment dat er een overledene te betreuren was.

Drukwerk schaars

Het duurde nog even voordat het prentje zoals we dat nu kennen ook in grotere oplage gedrukt kon worden. Omdat het drukwerk schaars was, zijn er kaartjes bekend die hergebruikt werden, de naam van de eerste overledene werd simpelweg doorgekrast, de nieuw overledene kwam er daarna op te staan.

image
Vroege voorbeelden van bidprentjes. Foto's: Durk Haarsma

Na de Reformatie ging de ‘onderdrukking’ van de katholieke minderheid in een golfbeweging van streng naar soepel. Soms werden de ‘plakkaten’ met daarin verboden beroepen voor katholieken streng nageleefd, soms zagen de autoriteiten veel meer door de vingers. De soepelheid werd vaak gekocht door katholieken die betaalden voor toestemming een schuilkerk te bouwen of een processie te houden.

Nieuw zelfbewustzijn bij katholieke elite

Na 1750 begon de situatie echter overal structureel beter te worden. De uitoefening van het geloof werd meer en meer gedoogd en schuilkerken werden groter en mooier versierd. In het gewest Holland was altijd een grote katholieke minderheid blijven bestaan en ook de elite van de samenleving was hier voor een substantieel deel katholiek gebleven.

Deze elite won door de afname van de repressie sterk aan zelfbewustzijn. De gewoonte die de kloppen hadden geïntroduceerd om voor hun voorgangers en zichzelf een bidprentje uit te laten geven na hun dood, sprak hen erg aan. Ook zij wilden via de verspreiding van prentjes herinnerd worden.

Tweeledige functie

Bijkomend voordeel voor de elite: er was nog steeds niet volop gelegenheid om missen voor het zielenheil op te laten dragen. Bidden voor het zielenheil, dat de tijd van de overledene in het vagevuur kon bekorten, was natuurlijk wel mogelijk. De functie van het bidprentje vond daarmee zijn tweeledigheid die het altijd heeft behouden: er werd herinnerd aan én er werd opgeroepen te bidden voor deze persoon.

“Pas rond 1800, toen papier gewoner werd dan perkament, kwam het prentje echt onder bereik van grotere groepen gelovigen”

Er was overigens nog een aantal functies die het bidprentje vanaf dag één vervulde. Het prentje was een communicatiemiddel tussen leden van een hechte gemeenschap. Het prentje viel niet op, het kon snel weggestopt kon worden in het kerkboek of tussen de kleding. Ook versterkte het prentje de herinneringscultuur. Belangrijke leden van de gemeenschap, pastoor en andere geestelijken, maar ook leden van de elite, bleven als het ware zo onder de nog de levende leden van de katholieke gemeenschap.

Dagelijks geloofsleven

Ten slotte, de nieuwe gewoonte van het bidprentje paste in dagelijkse geloofsleven dat gekleurd werd door materiële zaken als relieken, rozenkransen, scapulieren, gebeden- en misboeken en heiligenbeelden. Het was daarmee iets dat ze onderscheidde van de gereformeerde minderheid.

https://www.kn.nl/abonnementen/

Na 1770 zijn er meer prentjes van de welgestelde burgerij in de archieven te vinden dan voor de geestelijkheid of ‘kloppen’. De klopjes kregen, als aanjager van de nieuwe gewoonte, ondertussen een steeds kleinere rol bij de verspreiding van het prentje. De productie van de kaartjes verhuisde naar Amsterdam, dat een centrum van de productie van devotioneel drukwerk werd.

Verspreiding naar België

Dat Amsterdam deze positie verwierf, was te danken aan de vele drukkers in de stad die in meer vrijheid en zonder repressie hun openlijk katholieke drukwerk mochten produceren. De families van overledenen die het konden betalen, bestelden de perkamenten kaartjes – voor- en achterkant gedrukt – nu direct bij de drukker. Pas rond 1800, toen papier gewoner werd dan perkament, kwam het prentje echt onder bereik van grotere groepen gelovigen.

image
Een typisch katholieke 'lief- en leeddoos' met bidprentjes. Foto: Durk Haarsma

De gewoonte verspreidde zich vanaf dan ook naar verder naar het Zuiden van het huidige Nederland en naar wat nu België is. Dat de traditie hier pas later voet aan de grond kreeg, heeft waarschijnlijk te maken met feit dat het openbaar belijden van het katholieke geloof hier altijd bleef toegestaan. De katholieken hadden hierdoor minder behoefte aan het bevestigen van de gemeenschap en aankondiging door prentjes van de dood van bekende pastoors.

Kleine monumentjes

Toch is het laten maken en uitdelen van een bidprentje, doodsprentje of ‘santje’ ook in deze gebieden tot de standaardgebruiken rondom het overlijden van een geliefde gaan behoren en is dat bijna 400 jaar later nog steeds. Met dank aan de ‘kloppen’ uit Holland die in tijden van repressie kleine herinnermonumentjes in de vorm van prentjes oprichtten voor hun voorgangers, de pastoors en leden van hun eigen gemeenschap, de ‘geestelijke maagden’, en daarmee de katholieke gemeenschap op de hoogte stelden van overlijden en tegelijkertijd bijdroegen aan het bij elkaar houden van de katholieke gemeenschap.

https://www.kn.nl/donaties/

Gratis kennismaken met KN?

Dit artikel is afkomstig uit Katholiek Nieuwsblad nr 43. Vrijblijvend kennismaken met onze weekeditie? Vraag hier 3 gratis proefnummers aan!

Een traditie van eeuwen tegenover de waan van de dag

In een wereld waarin alles voortdurend verandert en onder druk staat, is katholieke kwaliteitsjournalistiek een uniek en kostbaar goed. Op KN.nl heeft u altijd toegang tot het laatste nieuws uit kerk en samenleving, en vindt u uitgebreide reportages en verhelderende analyses van onze gespecialiseerde redacteuren.

Voor maar € 1,40 per week leest u altijd als eerste al het moois dat KN.nl te bieden heeft, heeft u online onbeperkt toegang tot al onze artikelen én steunt u het voortbestaan van de laatste katholieke krant van Nederland.

Dus geef om katholieke kwaliteitsjournalistiek en word lid van KN Online.